Groningen 1929

Sleepboot Ontploft in Groningen 1929.

20-12-1929

EEN ONTZETTENDE CATASTROPHE BIJ DE BONTEBRUG.

EEN KETEL VAN EEN SLEEPBOOT ONTPLOFT.

DRIE DOODEN, TWEE VERMISTEN, TWEE ZWAAR- EN VERSCHILLENDE LICHTGEWONDEN.

DE MATERIEELE SCHADE ENORM GROOT.

Een verschrikkelijke ramp heeft hedenmorgen te plm. half zes plaats gehad nabij de Bontebrug.
De sleepboot "De Onderneming", kapitein Jan Jasper, zou een sleep van 5 schepen door het Winschoterdiep naar Zuidbroek tegen den stroom op sleepen.
De "Onderneming" bevond zich reeds in het Winschoterdiep, terwijl de sleep nog om den hoek in het Verbindingskanaal lag.
De sleepboot lag op dat moment stil, daar er zich 3 uit het Eemskanaal komende schepen vlak voor den brug bevonden en deze dus het eerst moesten passeeren.
Van deze drie lag de "Goede Verwachting" van schipper J. Koers uit Bierum vlak naast de sleepboot.

DE EXPLOSIE.

Ploseling vloog toen met enorme kracht de stoomketel van "De Onderneming" uit elkaar.
De knal waarmee dit geschiedde was zoo hevig, dat men hem tot op een kilometer afstand en verder hoorde.
Helaas zijn de gevolgen niet minder vreeselijk geweest.
De sleepboot werd totaal uit elkaar gerukt, zoodat een deel van het voorstuk tot voorbij de brug terecht kwam.
De huizen in de naaste omgeving werden totaal ontwricht en van sommige werden de gevels ingedrukt.
Tot op honderden meters afstand werden er nog ruiten vernield.
Deelen van den ketel en van de boot zelf werden ver weg geslingerd.
De kolen vond men tot zelfs bij het Eemskanaal.

DOODEN EN VERMISTEN.

Reeds dadelijk werd geconstateerd, dat er 3 dooden waren, n.l. de plm. 35-jarige schipper Jan Jasper, die pas eenige maanden geleden de boot had gekocht, de 21-jarige stoker Derk Venema, afkomstig uit Woltersum, en de 28-jarige Antje Koers - van der Zwaag, vrouw van den schipper Koers, die op het oogenblik der ontploffing aan het roer stond en door een stuk ijzer doodelijk gewond werd.
Verder staat het zoo goed als vast, dat vermist zijn de vrouw van Jasper, de plm. 30-jarige Trijntje van der Laan en het 3-jarig dochtertje.
Hun lijken waren om twaalf uur nog niet gevonden.
Ernstig gewond zijn verder mej. Elerie, wonende Trompkade 7a en mejuffr. Kraak, Moeskersgang 16.
Bovendien werden tal van personen licht gekwetst.

DE LIJKEN WEGGESLINGERD EN IN STUKKEN GESCHEURD.

Hoe geweldig de ontploffing wel geweest is bleek toen men de lijken van den schipper en zijn knecht vond.
Eén ervan is geheel in stukken geslagen.
Boven op het pakhuis "Ceres" van de firma A. M. Pannenborg, eigenaar de heer Brinker, heeft men van een der lijken een arm en ingewanden gevonden.
De overige resten van het lichaam kwamen terecht in de keuken van de woning van den heer J. Stuitje, Veemarktstraat 93a, zoodat deze geheel over het hooge pakhuis heen geslingerd zijn.
De heer Stuitje vertelde ons, dat hij door den knal was wakker geschrokken en op hetzelfde oogenblik vóór zijn bed had gelegen.
"Het eerste wat ik toen deed meneer, was naar mijn vrouw kijken, die naast me lag.
Toen ik zag dat die niet gewond was, vloog ik uit de achterkamer, waar we slapen, naar boven naar mijn dochtertje, die gelukkig ook geen verwonding had opgeloopen.
Toen ging ik verder kijken.
Achter is alles ingedrukt bij ons.
Ik kwam in den keuken, omdat ik er gas meende te ruiken en de kraan wilde afsluiten.
't Was nog pik donker en ik liep er even rond en voelde verschillende dingen, voordat ik goed en wel begreep, dat hier iets ontzettends was gebeurd.
Toen er licht bij kwam, bleek het, dat er allemaal deelen van een lijk lagen.
Lichaamsdeelen lagen er verspreid, bloed en ingewanden waren tegen den muur en de schoorsteen uiteengespat.
Het was zelfs onmogelijk te zeggen of het het lijk van een man of een vrouw was, temeer daar alle kleeren ontbraken.
Ik heb toen direct de politie gewaarschuwd, die al buiten rondliep.
Zij heeft de deelen van het lijk gewoonweg bij elkaar moeten rapen".
Het andere lichaam is nog verder over de huizen heen geslingerd.
Het kwam terecht in de Griffestraat, vlak voor het perceel no. 1.
De romp bleef op de straat liggen, doch het hoofd schijnt er af gevlogen te zijn, want een venster van de voorkamer van het huis is kapot en men vond in de kamer de hersens tegen den wand geplakt.

DE DOOD VAN MEJ. KOERS.

Het schip "De Goede Verwachting", schipper J. Koers, gedomicilieerd te Bierum, was met twee andere schepen op weg naar Hoogezand.
De drie schepen, waarvan "De Goede Verwachting" het achterste was, waren zooals boven vermeld, juist op het moment, dat de boot "De Onderneming" met haar sleep bij de Bontebrug was gekomen daar aanwezig.
Schipper Koers, dien wij vanmorgen om half tien, diep onder den indruk van het tragisch gebeuren in den vroegen ochtend, spraken, deelde ons het een en ander mede.
Op onze vraag vertelde hij, dat, juist toen de explosie plaats vond zijn schip ongeveer naast "De Onderneming" lag.
"Waar was u op dat moment?" vroegen wij hem.
"Ik liep aan het dek, terwijl mijn vrouw aan het roer stond.
Hoe het precies gegaan is, kan ik niet zeggen.
Plotseling klonk er een geweldige knal, ik zag vuur en damp, het water golfde ontzettend en sloeg over de schuit heen.
Ik dacht dat wij met ons allen zouden zinken en ik begrijp nog niet, hoe het komt, dat dit niet gebeurd is.
Ik ben naar het roer geloopen en heb daar dat verschrikkelijke gezien.
Mijn vrouw had waarschijnlijk een stuk ijzer tegen het achterhoofd gekregen.....
Onze beide kinderen lagen in de roef te slapen, hun is gelukkig niets overkomen".
Wij hebben den armen man, dien plotseling een zoo zware slag heeft getroffen, niet verder durven vragen.
Zelf is hij er tamelijk goed afgekomen, uitgezonderd een aantal kleine schrammetjes in het gezicht.
Het schip liep tamelijk veel schade op, evenals de lading, welke bestond uit slakkenmeel en kalkmergel.
Op de beide schepen, die voor "De Goede Verwachting" voeren is niets bijzonders gebeurd, evenmin als op de schepen van de sleep zelven, hoewel men ook daar wel even in angst heeft gezeten, dat door den hevigen golfslag de vaartuigen zouden zinken.
Als bewijs, hoe hoog die golfslag wel is geweest, diene, dat het water over de kaden stroomde.
Het vroor omstreeks half zes nogal, zoodat deze in een minimum van tijd spiegelglad waren.

DE ERNSTIG GEWONDEN.

Twee ernstig gewonden zijn na de ramp naar het Academisch Ziekenhuis gebracht: mej. Elerie en mej. Kraak.
't Huis van den heer Elerie is in 'n volledige ruïne herschapen.
Waarschijnlijk zijn groote stukken ijzer door 't dak en de vensters geslingerd.
De heer Elerie en zijn vrouw lagen te bed, toe de zoldering van de slaapkamer instortte.
Puin en brandstoffen waren op het bed en overal elders terechtgekomen.
De heer Elerie, die geheel ongedeerd was gebleven, stapte onmiddelijk uit het bed.
Veel minder was het met de vrouw gesteld, zij zat geheel bekneld tusschen stukken ijzer en balken.

KRANIG OPTREDEN VAN E.H.B.O. LEDEN.

De heer Hermsen, lid van de vereeniging "Eerste Hulp bij Ongelukken" heeft in samenwerking met zijn mede-lid den heer van Lier, de vrouw uit haar benarde positie verlost.
Hij vertelde ons het volgende:
"Ik ben vanmorgen naar mijn werk gegaan, waar ik om half zeven moet zijn.
Onderweg hoorde ik van het groote ongeluk en ben direct nadat ik op de zaak de presentie-lijst had geteekend, naar de plaats des onheils gegaan, met mijn vriend van Lier.
Eerst hebben we even den heer Tuinema, caféhouder op den hoek van de Veemarktstraat, verbonden, die door een val (hij was uit het bed geslingerd) boven het rechter-oog licht gekwetst was en zijn toen naar het huis van Elerie gegaan.
De toestand was daar zeer gevaarlijk, de trapleuningen hingen er los bij en men vreesde een geheele instorting.
De commandant der brandweer, de heer Ploeg, wilde ons tegenhouden, daar hij het gevaar te groot vond.
Ik ben daarop alleen naar boven gegaan en vond den heer Elerie bij het bed zitten, waarop zijn vrouw lag, wier hoofd al geheel verbonden was.
Welke dokter dat gedaan had, weet ik niet.
Een dik stuk ijzer lag naast haar op het bed en het was ontzettend lastig haar weg te trekken.
Eerst moesten balken en ijzer voorzichtig worden verwijderd.
Met dekens en al heb ik haar opgenomen, en hoewel zij onder bloed zat was zij nog bij machte om haar handen om mijn hals te slaan en te houden.
Voorzichtig heb ik haar de trap afgedragen en vervolgens is zij per Groene Kruis-auto naar het Academisch Ziekenhuis gegaan.
Het zal ongeveer tegen zeven uur geweest zijn, dat zij vertrok".

HET ERNSTIG ONGELUK IN DE MOESKERSGANG.

Omstreeks elf uur zijn we naar het perceel Moeskersgang 16 gegaan, waar de toestand verschrikkelijk was.
Een gloeiend stuk van den ketel is daar door het dak gevlogen, waardoor de geheele bovenverdieping naar beneden is gestort.
Men ziet hieruit, hoe hevig de ontploffing is geweest.
Immers, de Moeskersgang ligt toch zeker op een afstand van 500 M. van de plaats des onheils!
De heer H. de Vries, wonende Moeskersgang 12, die bij dit onderdeel van de treurige ramp kordaat is opgetreden, vertelde ons:
"Omstreeks half zes werd ik opgeschrikt door den verschrikkelijken knal.
Mijn vader kwam direct bij me en zei: "Hendrik, ga eens gauw bij de Kraak's kijken, want daar is iets gebeurd".
Ik zag geen kans de woning van de familie Kraak binnen te komen en ben daarop bij den heer E. Hilberdink, die in de Moeskersgang no. 18 woont, achterlangs gegaan en wist zoodoende met heel veel moeite op de bovenverdieping van perceel 16 te komen.
De toestand was daar wanhopig.
Ik moest eerst een heele hoop dakpannen naar beneden gooien, latten doorzagen voor ik bij het bed kon komen, waar een dochter van den heer Kraak, Ida, en haar 11-jarig dochtertje lagen.
Het kind was vrijwel ongedeerd, behalve een buil aan het hoofd.
Ik heb het naar beneden gebracht, waar dokter Nathans aanwezig was.
De dochter van den heer Kraak lag toen nog boven, alleen kon ik haar niet helpen.
Met dokter Nathans ben ik toen weer denzelfden weg gegaan, die ik eerst had genomen om de bovenverdieping van Kraak's huis te bereiken.
Ik heb den dokter bewonderd, hij ging overal tusschen door, terwijl de dakpannen aan alle kanten naar beneden vielen.
Met behulp van een lantaarn van een politie-agent, kon de dokter mej. Kraak onderzoeken.
Haar eene been was verbrijzeld.
Toen zij verbonden was, hebben wij haar in dekens, die we van de brandweer kregen, op een ladder gebonden en op zoo'n manier konden wij haar uit het huis naar beneden op straat laten zakken, vanwaar zij naar het ziekenhuis is vervoerd.
Beneden in het huis lagen de oude Kraak, die onder steenen bedolven werd, en een kleinzoontje.
De eerste was tamelijk ernstig aan het hoofd verwond, de kleine jongen had slechts een onbeduidend gaatje in zijn hoofd.
De vader en moeder van den kleinen baas, die ook in het huis waren, bleven ongedeerd.
De heer de Vries heeft in dezen uitstekend werk verricht, doordat hij de eerste was, die zich toegang wist te verschaffen tot het zwaar getroffen huis.

EEN GASBUIS VERNIELD.

Toen een deel van het voorstuk van het schip onder de brug door schoot werd zijn vaart gestuit door de gasbuis, die daar van den eenen wal naar den anderen loopt.
Deze gasbuis werd vernield, zoodat het gas met geweld naar buiten drong.
Terzelfder tijd vatte het vlam.
Een enorme brandende gasstraal spoot toen naar boven en verlichtte het gruwelijk tafereel, terwijl tevens een groote hoeveelheid damp werd ontwikkeld.
Gelukkig heeft deze brand zich niet uitgebreid.
Toen het gas eenmaal was afgesloten, bleek dat de brug alleen geblakerd was, terwijl zij door de kracht der ontploffing ontwricht is.

DE MATERIËELE SCHADE.

Aan een raming van de totale schade zouden wij ons thans nog niet gaarne willen wagen.
Dat zij in de duizenden en duizenden zal loopen, staat evenwel vast.
Het ergst zijn wel getroffen de huizen welke aan de Trompkade staan, met name die aan het Winschoterdiep.
Daar zijn in de eerste plaats het huis van den heer H. Elerie, het graanpakhuis van den heer J. L. Brinker en de likeurstokerij van den heer P. Woldring.
In laatstgenoemd pand, dat feitelijk meer een kelder is, bepaalt de schade zich tot weggevloeide likeuren en essences, welke uit door den luchtdruk omgevallen flesschen is gevloeid.
Van verschillende huizen in de straten in den omtrek van de Veemarkt, zooals de Veemarktstraat en de Griffestraat en ook aan het Winschoterdiep sprongen de ruiten.
Dit gebeurde zelfs in de huizen aan den Radesingel en de Lijnbaanstraat.
Enkele kleine huisjes aan De Brink zijn zeer zwaar getroffen.
Ook in het daar staande kantoor van de N. V. Houthandel v.h. J. L. Hemmes werd veel materiëele schade aangericht.
Van de bovenwoning van den heer S. Berkelo aan den Radesingel, hoek Trompstraat, werd door een groot stuk van den ketel een gedeelte van het arkeneelkamertje finaal weggeslagen.
In dit vertrekje sliep de heer D. Lok, die ons vertelde, dat het stuk ijzer op een afstand van een meter van zijn bed terechtkwam en vervolgens langs het balcon naar beneden viel.
Aan het andere gedeelte van de woning, evenals aan het daaronder staande Electro-Technische Bureau van den heer W. Mulder, werd geen schade toegebracht.

EEN PANIEK.

Na de ontploffing is in de omgeving van de Bontebrug een ware paniek ontstaan.
Aanvankelijk meenden velen, dat er in huis iets gebeurd was en zoo bevond zich de eerste oogenblikken bijna niemand op straat.
Maar toen kwamen de menschen van alle kanten toeloopen.
Velen vluchtten in nachtgewaad uit hun woningen.
Spoedig volgden de eerste agenten en enkele dokters.
Tal van menschen liepen heen en weer, niet wetend wat ze moesten doen hetzij ter beveiliging van zich zelf of om anderen te redden.
De brandweer volgde nu ook spoedig en toen er eenmaal voldoende politie aanwezig was, werden verschillende toegangswegen afgezet.

AUTORITEITEN OP DE PLAATS DES ONHEILS.

Behalve de Hoofdcommissaris van Politie en de Brandweercommandant, waren ook direct na het ongeval op het terrein aanwezig de burgemeester en de wethouders de Jager en Rugge.
Verder merkten wij op den Officier van Justitie, mr. Rombach, den Subs.-officier van Justitie, mr. Meindersma en den rechter-commissaris, mr. Kloppenburg.

Zooals bij ieder ongeval zijn ook thans enkele personen op wonderbaarlijke wijze aan den dood ontsnapt.
Het merkwaardigste geval was wel dat van den heer N. de Vries, die in het perceel Trompkade no. 7 woont onder de familie Elerie.
De heer Elerie vertelde ons hieromtrent het volgende:
"Een knal heb ik heelemaal niet gehoord.
Maar wel een geluid alsof er iets knetterde en viel.
Ik sprong uit mijn bed en toen ik buiten mijn kamertje kwam zag ik, dat de verwoesting (het geheele pand is een ruïne, waarvan de muren nog slechts wankel staan) vlak erlangs was gegaan.
Het eerste oogenblik begreep natuurlijk niemand, wat er precies gebeurd was.
We dachten dat er iets gebeurd was in het pakhuis van meneer Brinker.
"Brand", riep mijn nichtje, dat bij ons in huis is op het oogenblik.
Ik riep dat ze maar kalm moesten zijn en dat er niets gebeurd was, maar we liepen natuurlijk allemaal direct door het huis.
Ik zag toen, dat moeder gewond was en ben daarna naar het benedenhuis gegaan, waar de oude heer de Vries woont.
Ik zag, dat op zijn bed groote stukken steen van de muren lagen en hij er heelemaal onder bedolven was.
Direct begon ik de steenstapel er af te halen en tot mijn groote verbazing, bleek de heer de Vries niet alleen levend, maar zelfs geheel en al ongedeerd.
Hij zei: "Laat me maar even liggen, mij mankeert niets" en is een oogenblik later naar familie gegaan.

WAS ER VOLDOENDE EN SPOEDIGE HULP?

Wij weten, dat het gemakkelijk is, om bij een ongeval als hier plaats vond, critiek uit te oefenen over de wijze, waarop men bij het reddingswerk is opgetreden.
Daarom stellen wij voorop, dat wij alle lof hebben voor het optreden van politie en brandweer, van den politie-dokter en andere geneesheeren, die te hulp snelden.
Men deed wat men kon en men deed het zoo goed mogelijk.
Toch doet zich de vraag voor, of wij in Groningen bij een zoo ernstige catastrophe, wel over een voldoende organisatie tot spoedige redding en transport van slachtoffers beschikken.
Het feit, dat mej. Elerie pas ruim een uur nadat de ontploffing plaats vond, getransporteerd werd naar het Ziekenhuis toont aan, dat er iets haperde.
Nogmaals, dit behelst geen critiek op de autoriteiten.
Men deed wat men kon.
Nu werd ons gevraagd, waarom de E.H.B.O. niet werd gewaarschuwd.
Ten eerste bestaat er geen overeenkomst voor dergelijke gevallen met de politie en ten tweede heeft de Groningsche afdeeling geen eigen gebouw.
Had men dit wel, dan zou daarheen getelefoneerd kunnen worden en van het vereenigingsgebouw uit zou men dan de leden van een reddingsbrigade kunnen waarschuwen.
Moge het gevolg van deze catastrophe zijn, dat in ieder geval de Groningsche afdeeling nu het gebouw krijgt, waarvoor zij de laatste twee jaar ijvert.
Is het eenmaal zoover gekomen, dan zal er zonder twijfel een overeenkomst gemaakt worden met de politie.
Het wil ons voorkomen, dat dit een gewenschte en wellicht afdoende oplossing zou zijn.

20-12-1929

DE RAMP TE GRONINGEN.

De stad was er vol van en de telefoon stond niet stil vanmorgen; de belangstelling was enorm, ook van elders.
Onze bulletins werden als 't ware verslonden en voor ons gebouw stond het steeds vol belangstellenden, die de ramp, sinds menschenheugenis hier niet voorgevallen, bespraken.
De groote deernis gaat uit naar de slachtoffers en hun families, die zoo onverwacht in rouw werden gedompeld.
Droevige Kerstdagen!

21-12-1929

DE CATASTROPHE BIJ DE BONTEBRUG.

DE VERMISTEN NOG NIET TERECHT.
DE TOESTAND DER GEWONDEN BLIJFT ERNSTIG.
H.M. DE KONINGIN EN DE MINISTER VAN ARBEID, HANDEL EN NIJVERHEID TOONEN HUN DEELNEMING.

DE VERMISTEN NOG NIET GEVONDEN.

De vermiste vrouw van Jasper en het bijna tweejarig dochtertje zijn nog niet gevonden.
Een bericht, dat in verschillende bladen gisteravond het tegendeel vermeldde, was dan ook onjuist.
Dat de vrouw en het kind zich in de boot bevonden hebben, staat wel vast.
Ten eerste heeft men ze den vorigen avond nog aan boord gezien en bovendien zou gistermorgen een schipper, even vóór het ongeval, gehoord hebben, dat Jasper riep, dat vrouw en kind nog te bed lagen.
Hier komt nog bij, dat deze ontzettende gebeurtenis gisteren zulk een schok door het geheele land teweeg heeft gebracht, dat het de vrouw, indien zij niet aan boord ware geweest, ongetwijfeld ter oore zou zijn gekomen.
En dan had zij zich natuurlijk bij de politie gemeld.

DE LIJKEN NAAR ZEE GEDREVEN?

De resten van de boot liggen nu nog op den bodem van het Winschoterdiep verspreid.
Groote stukken kunnen daar niet bij zijn en zoo kan niet worden aangenomen, dat de lijken van vrouw en kind zich daarin zouden bevinden.
De politie is ook met het dreggen begonnen.
Daarvan kan evenwel, bij den geweldig sterken stroom, welke ook vandaag nog heerschte, evenmin resultaat verwacht worden.
Het meest waarschijnlijk blijft, dat de lijken het Eemskanaal zijn ingedreven.
Wanneer zij dan niet ergens achter blijven haken, is het niet onmogelijk, dat zij bij Delfzijl in zee drijven.

DE ERNSTIG GEWONDEN.

De toestand van mej. Elerie en mejuffr. Kraak blijft zeer zorgwekkend al is er geen direct levensgevaar.
Er bestaat evenwel kans, dat mej. Elerie haar gezichtsvermogen en mej. Kraak een been zal moeten missen.

EEN TIJDELIJK VERMISTE.

Een oogenblik heeft men gisteren gedacht, dat er nog een slachtoffer meer te betreuren was.
Direct na den knal is een bewoner uit de omgeving van de Bontebrug uit huis gevlogen en daarna zag men hem niet weer terug.
Gelukkig werd hij des middags weer gevonden.
Hij had door ontzetting een zenuwschok gekregen en was in dien toestand aan het dolen gegaan.

DEELNEMINGSBETUIGING VAN H. M. DE KONINGIN.

H. M. de Koningin deelde den burgemeester telegrafisch mede, zeer te zijn getroffen door het bericht betreffende de ernstige ramp, waarbij vijf menschenlevens verloren gingen en anderen ernstig werden verwond.
H. M. verzocht den burgemeester Haar oprechte deelneming te willen overbrengen aan de nagelaten betrekkingen der slachtoffers en wel te willen mededeelen hoe de toestand der ernstig gewonden is.

MINISTER VERSCHUUR BEZOEKT DE PLAATS DES ONHEILS.

Hedenmorgen te half elf is de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid alhier gearriveerd, om een bezoek te brengen aan de omgeving van de Bontebrug en daar de verwoestingen in oogenschouw te nemen.

AANWEZIGE AUTORITEITEN.

Behalve de gisteren vermelde autoriteiten, die op het terrein van den ramp aanwezig waren, moeten wij nog vermelden den Commissaris der Koningin en den inspecteur van het stoomwezen, ir. Veenhoven.

HET LICHTINGSWERK.

Nadat gisteren de voor- en achtersteven van "De Onderneming" door den provincialen bok waren gelicht, is men vandaag met het lichtingswerk voortgegaan.
Daarbij bleek dat het schip totaal uit elkaar gerukt is.
Het moet in de lucht over den kop geslagen zijn en toen uiteengesprongen.
De verwoesting is enorm.
Vanmorgen werd de romp van de ketel nog opgehaald, zoodat deze nu vrijwel geheel compleet is en het deskundig onderzoek in finesses kan worden uitgevoerd.

DE OORZAAK.

Zooals wij gisteren reeds schreven, is de oorzaak nog niet officieel vastgesteld.
Ook vandaag kon men ons daaromtrent geen definitieve mededeelingen doen.
De heer L. K. A. van Duuren, voorzitter van de examencommissie voor machinisten en motordrijvers aan boord van binnenvaartuigen van het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart te Amsterdam, heeft aan de "Res.-bode" gisteren een exposé gegeven van de oorzaken, welke in het algemeen tot een explosie als deze kunnen leiden.
Wij laten deze uiteenzettingen hieronder volgen:
In de eerste plaats kan er watergebrek in den ketel zijn.
Door miswijzing van het peilglas of door onachtzaamheid van het personeel kan dit watergebrek ontstaan.
De ketelplaten, die direct met de heete gassen in aanraking komen, kunnen daardoor oververhit worden (rood gloeiend).
Het materiaal verliest daardoor zijn sterkte, kan aan den stoomdruk geen weestand bieden en bezwijkt.
Een tweede oorzaak kan zijn intering van het materiaal.
Door de lucht, die met het voedingwater mede gevoerd wordt en ook door zouten of zuren, die zich in het ketelwater kunnen bevinden, kan het materiaal zoodanig ingeteerd zijn, dat het evenmin aan den keteldruk weerstand kan bieden.
Een andere oorzaak is de vervuiling van den ketel.
Vooral olie, die in den ketel komt en zich op deelen van den ketel kan vastzetten, die met de heete gassen in aanraking komen, kan eveneens oververhitting van de ketelplaten tengevolge hebben.
Reeds een laagje vet van 1/10 m.M. vormt een isoleerende laag tusschen ketelwater en ketelplaat waardoor de warmte van het vuur in de ketelplaat wordt opgehoopt, tengevolge waarvan de ketel bezwijkt.
Hoewel in mindere mate kan ook ketelsteenaanslag een der oorzaken zijn, welke tot deze funeste gevolgen aanleiding kan geven.
Slechte constructie of slecht bewerkte klinkverbindingen kunnen ook de oorzaak zijn, doch komen bij ketels van Nederlandsch fabrikaat hoogst zelden of nooit voor.
Een enkele maal is een slecht bewerkt of een ingeteerd man- of slijkgatdeksel ook wel eens de oorzaak van een ketelontploffing geweest.
Een ketelontploffing is daarom zoo gevaarlijk, omdat op het oogenblik van de explosie al het ketelwater, dat tot op dat oogenblik onder hoogen druk heeft gestaan, nu onder den atmosferischen druk komt en daardoor onmiddelijk in stoom verandert.
Zij, die niet door wegspringende deelen getroffen worden, kunnen door den vrij komenden stoom op vreeselijke wijze verbranden of door verstikking om het leven komen.
Al deze oorzaken kunnen grootendeels voorkomen worden door vakkundig toezicht, bediening en onderhoud.
Door de buitengewoon serieuze controle en het vakkundig toezicht dat door de technische ambtenaren van het stoomwezen op stoomtoestellen wordt uitgeoefend, komen ketelontploffingen in ons land gelukkig zelden voor.
Om de veiligheid van personeel en publiek nog meer te bevorderen en de hooge kosten van bedrijfsstoringen tot een minimum te beperken, is opleiding van goed geschoold personeel een gebiedende eisch.
De groote vaart is door het verplichtend stellen van een diploma als machinist hierin voorgegaan.
Voor de Binnenvaart en voor de landbedrijven bestaan wel diploma's voor machinist, maar deze zijn nog geen verplichting.
Tot zoover de heer van Duuren.
Wat nu de oorzaak van deze catastrophe betreft, staat wel zoowat vast, dat het hier een geval van oververhitting betrof.
Hat gaat er nu nog maar om of deze ontstond door een mankement aan de veiligheidsinrichting, of dat de kapitein - om meer stoom te ontwikkelen met het oog op de noodige kracht voor het sleepen van 5 schepen tegen den sterken stroom in - de veiligheidsklep heeft vastgezet, zoodat de stoom geen uitweg kon vinden.
Dit nu zal het officieele onderzoek van de technische ambtenaren van het stoomwezen nader uitmaken.

DE KRACHT VAN DEN LUCHTDRUK.

Als een bewijs, hoe geweldig de luchtdruk verplaatsing bij de explosie geweest moet zijn, meldt men ons uit Middelbert, dat daar bij een bewoner - op een uur afstand van Groningen - de deuren zijn open gesprongen.
In een perceel aan de Winschoterkade is een gewicht van de veiligheidsklep boven door het dak gevallen en door alle vloeren der 4 verdiepingen heen geslagen.
Gelukkig werd hierbij niemand gekwetst, maar het bewijst tot welk een enorme hoogte het gewicht geslingerd moet zijn, om met zulk een kracht neer te komen.

DE SCHADE.

De materieele schade is enorm groot, zooals de foto's in ons blad van gisteren ook duidelijk lieten zien.
Naast het perceel van den heer Elerie, Trompkade 7 en de witte huisjes van den overkant, is een der zwaarst beschadigde panden, dat van den heer A. Bont, Veemarktstraat 89 en 89a. beneden bewoond door den winkelier Roosien en boven door den eigenaar.
De schade aan dit perceel toegebracht is enorm.
Er zijn heele gaten in de muren geslagen.
Over het huis heen vloog, zoo vertelde de heer Bont ons, een enorm zwaar stuk koper, dwars door de pannen en het beschoten dak, langs de slaapkamer van zijn dochter en in de woonkamer, waar het heel wat verwoesting aanrichtte en tot slot een stoel verbrijzelde.
Een geweldig stuk ijzer heeft het balcon meegenomen in zijn vaart en bij den buurman gedeponeerd.
Wij lagen wakker in bed, mijn vrouw en ik, vertelde de heer Bont verder nog, en hoorden buiten de schepen.
Toen kwam opeens die ontzettende ontploffing en - heel kort - het gejammer van de slachtoffers.
Dat vergeet ik m'n heele leven niet weer.

DE GEDUPEERDEN NIET VERZEKERD.
HULP NOODZAKELIJK.

Nu men alles eens rustiger kan overzien en meer aandacht dan gisteren aan de materieele gevolgen der ramp kan wijden, blijken deze zeer ernstig.
Hoe ernstig is niet wel in cijfers uit te drukken.
De huizen van Elerie en Bont zullen zeer waarschijnlijk - althans nagenoeg - herbouwd moeten worden.
Ook de huisjes aan de Brink bij den houthandel Hemmes zijn zoowat geheel vernield.
Maar daarbij is het niet gebleven.
In tal van woningen zijn muren ontwricht, deelen van het dak weggeslagen en het aantal gebroken vensters is legio.
Door verzekering wordt - behalve bij enkele winkelruiten - in de schade niet voorzien.
De getroffenen zijn dus absoluut gedupeerd en dit is voor de meesten zeer ernstig.
Voordat men een beter overzicht heeft, kan er moeilijk iets gedaan worden.
Het komt ons echter voor, dat hier geholpen zal moeten worden hetzij van overheidswege, hetzij door een particuliere steunactie, of wel door de combinatie van deze twee.
Natuurlijk zal het zaak zijn, dat op dit gebied niets overijld geschiedt.
Verschillende winkeliers, wier ruiten alle waren gesprongen, lieten zich vol lof uit over de Glasverzekering van de Alg. Winkeliersvereeniging, die zoo spoedig mogelijk er bij was om de maat te nemen en niet heeft gerust voor alle door haar verzekerde ruiten hersteld waren.

23-12-1929

DE CATASTROPHE BIJ DE BONTEBRUG.
DE OMGEKOMENEN.

Hoewel het ons Vrijdag j.l. met veel moeite gelukt is de juiste namen der slachtoffers te vermelden, konden wij toen nog niet alle bijzonderheden betreffende leeftijd e.d. geven, omdat alle officiëele gegevens ontbraken.
Waar deze thans alle bekend zijn geworden, laten wij hier de namen van dooden en vermisten nogmaals volgen.
Jan Jasper, geboren te Leeuwarden 28 April 1901, gedomiciliëerd te Rotterdam, Bootsmanstraat 9;
Trijntje van der Laan, geboren te Veendam 31 Maart 1901, echtgenoote van Jasper;
Geertje Jasper, geboren te Rotterdam 15 Januari 1928, dochtertje van de beide eerstgenoemden;
Derk Venema, geboren te Ten Boer 9 Aug. 1909, gedomiciliëerd te Woltersum;
Antje v.d. Zwaag, geboren te Ten Boer 9 Maart 1901, echtgenoote van Jan Koers, gedomiciliëerd te Groningen.

DE VERMISTEN NOG NIET GEVONDEN.

Tot dusver zijn de lijken van de vermiste vrouw van Jasper en zijn kind nog niet gevonden.

DE ERNSTIG GEWONDEN.

De toestand der dames Elerie en Kraak, die in het ziekenhuis verpleegd worden, is nog steeds zorgwekkend.

HET LICHTINGSWERK.

Het lichtings- en dreggingswerk is voortgezet.
Verschillende onderdeelen van de boot zijn nog opgehaald en verder een aantal vrouwenkleedingstukken, die nog aan een kleerenhaak zaten.

DE EERSTE GIFTEN.

Ter gelegenheid van het zilveren bruiloftsfeest van den heer L. van Hemmen, den bekenden pikeur en eigenaar van het café "De Appelbergen" is een collecte voor de slachtoffers gehouden, welke f 18 opbracht.
De firma Pels in de Zwanestraat heeft voor de door de ontploffing beschadigde huizen behang tot een prijs van 25 cent per rol geheel gratis verkrijgbaar gesteld.

24-12-1929

DE CATASTROPHE BIJ DE BONTEBRUG.
DE TERAARDEBESTELLING DER SLACHTOFFERS.

Vandaag zijn drie slachtoffers van de ramp bij de Bontebrug, welke Vrijdag j.l. een schok van ontzetting door het geheele land deed gaan, naar hun laatste rustplaats gebracht.
Mej. Koers en kapitein Jasper werden in onze stad begraven en te Woltersum had de teraardebestelling plaats van den machinist Venema.
Drie nog jonge menschen, in de kracht van hun leven, gedood.
Het is alsof dit op den dag van heden haast nog meer spreekt, dan in de verbijstering van dien noodlottigen Vrijdagmorgen zelf.
En nog zijn twee der slachtoffers niet gevonden, drijven de lijken van moeder en kind ergens in het water.
Inderdaad: droevig zijn deze donkere dagen voor Kerstmis geweest.
Van den Martinitoren klonken vanmorgen voor de derde maal in dit jaar de tonen van de marche funèbre, gespeeld door den klokkenist Everts.
De eerste maal werd deze in Januari bij de begrafenis der veldwachters gespeeld, den tweeden keer bij de teraardebestelling van prof. van der Valk.

BEGRAFENIS JASPER.

Op de Noorder begraafplaats werd het stoffelijk overschot van kapitein Jasper teraardebesteld.
Ondanks den snerpenden kouden wind volgden nog verschillende collega's en vrienden met de familieleden de baar.
Het College van Burgemeester en Wethouders was vertegenwoordigd door wethouder Rugge en den Gemeente-secretaris, mr. van der Blij.
Aan de groeve werd gesproken door J. Louw, predikant der Baptistengemeente alhier.
In een kerk te Leeds, aldus spr., hangt een ijzeren kruis, waarin een licht brandt achter een rood glas.
Soms, wanneer de gemeente er samenkomt, worden alle lichten gedoofd behalve dat eene roode licht.
Daarop zijn dan aller oogen gericht en er wordt niets gezien dan het kruis en gehoord dan Godes spraak van Golgotha.
Nu wij hier staan, is alles zoo donker als wij niets anders weten dan de wereld, haar wetenschappen en kunsten.
Laat ons den blik opheffen naar den hemel en naar het kruis.
Er blijft het licht van Jezus en het weten dat God de Vader zich in Jezus Christus, het Licht der Wereld, tot ons wendde.
Laten wij den blik richten naar het kruis, dat zegt, dat God in Christus met ons mee wil lijden en dragen.
Dit moge ook onze troost zijn bij dit graf.
Ds. Louw heeft vervolgens namens de vader en moeder van Jasper en de bloedverwanten woorden van dank gesproken voor de algemeene belangstelling en de vele blijken van deelneming, welke de familie deze dagen mocht ondervinden.
In het bijzonder richtte spr. woorden van dank tot B. en W.

BEGRAFENIS MEJ. KOERS.

Tegelijkertijd werd op Esserveld het stoffelijk overschot van wijlen mej. Antje Koers-van der Zwaag ter aarde besteld.
De stoet werd voorafgegaan door talrijke leden van de afd. "Groningen" der Nationale Schippersvereeniging.
Op het kerkhof waren als vertegenwoordigers van het gemeentebestuur aanwezig de wethouders mr. T. de Jong Tzn. en Jt. Reinink.
Nadat allen in de wachtkamer, waar ook de kist met het stoffelijk overschot was geplaatst, verzameld waren, trad ds. J. J. van de Wall naar voren.
Na van Jesaja 40 het vers "Troost mijn volk...." te hebben gelezen, zei spr. ongeveer het volgende:
"Hoewel ik persoonlijk de overledene niet heb gekend, noch haar familie ken, heb ik toch gaarne voldaan aan het verzoek om mede de laatste eer te bewijzen en een enkel woord te zeggen.
Allereerst een woord namens allen, niet alleen, die hier op het oogenblik aanwezig zijn, maar namens duizenden, wier hart vervuld is van diep medelijden met hen, die door de ontzettende ramp zijn getroffen.
In het bijzonder tot u, vader, die daar thans met uwe beide kindertjes staat, wil ik spreken.
Gij hebt uw vrouw, die gij zoo liefhadt, de kinderen hebben een zorgdragende moeder verloren.
Er zijn oogenblikken in het leven, waarop iemand, die niets zegt, het meest welsprekend is.
Er zijn bij een dergelijke ramp twee groepen van menschen: zij, die zeggen: "Het is alles willekeur, het is toevallig, het heeft zoo moeten zijn."
Ik ken geen wreedere uitdrukking.
Doch er bestaat een andere beschouwing, die van den Christen, die, ook als hij bij een geopende groeve staat zingt: "Ik geloof in een eeuwig leven, mij door Jezus zelf bereid."
Uit Jes. 40 hebben wij gelezen, dat wij God niet kunnen begrijpen.
Wij kunnen nu nog niet verstaan, waarom God het zoo beschikt heeft, dat juist uw vrouw werd weggenomen.
Doch.... God vergist zich nooit, wij vergissen ons elken dag.
Omdat God God is, dienen wij ons te buigen voor zijn wil.
Gij zult moeten leeren berusten in het zekere weten: God nam haar weg, God's wil is wet.
God helpe u bij de opvoeding van uw kinderen.
Van deze plaats weerklonk weer de ernstige roepstem van de broosheid des levens.
Moge daarom God ons leeren al onze dagen te tellen, opdat wij steeds bereid zijn, ook dan, wanneer wij het niet verwachten.
Vervolgens sprak de heer P. R. Harkema, voorzitter van het hoofdbestuur der Nationale Schippersvereeniging, namens welke spr. een laatsten groet aan de overledene bracht.
In verband met de ramp wees spr. op de positie van de schippersvrouw in het maatschappelijk leven.
Vrijdagmorgen om 5 uur, aldus spr., toen het voor duizenden vrouwen nog nacht was, stond Antje al aan het roer om , zooals ze elken dag deed, haar man te steunen in den strijd om het bestaan.
Op ons, als leden van de Nationale Schippersvereeniging, rust de plicht door onze organisatie de positie van de schippersvrouw te verbeteren en haar in het maatschappelijk verkeer de plaats te geven, waarop zij als vrouw recht heeft.
Mijn woorden van troost zullen hier geen uitwerking hebben, het verlies is te smartelijk en te groot.
Antje kan echter gerust zijn, haar kinderen zullen in de toekomst met grooten eerbied over haar, die naast een zorgdragende moeder een plichtsgetrouwe schippersvrouw was, kunnen spreken.
Koers, kameraad, wij zijn niet in staat jouw smart weg te nemen, maar wij zullen je in de toekomst steunen, zooveel dat in ons vermogen ligt.
Ds. J. J. van de Wall dankte namens de familie voor de belangstelling en het medeleven, welke de laatste dagen van alle zijden werden getoond.
In het bijzonder dankte spr. de Nationale Schippersvereeniging en den heer Harkema voor zijn woorden.
Tenslotte bracht spr. het gemeente-bestuur dank voor het feit, dat het zich door de beide wethouders heeft willen laten vertegenwoordigen.
Hierna werd het stoffelijk overschot teraardebesteld.
Enkele bloemstukken, o.a. van de Nationale Schippersvereeniging, dekten de baar.
Bij het Academisch Ziekenhuis, vanwaar de lijkstoeten te ongeveer 11 uur vertrokken, waren talrijke belangstellenden samengestroomd.

***

DE TOESTAND DER ERNSTIG GEWONDEN.

De toestand van de dames Elerie en Kraak blijft nog steeds zorgwekkend.

28-12-1929

PROVINCIAAL NIEUWS.

WOLTERSUM, 28 Dec.
Zooals in een deel eener vorige editie reeds door ons vermeld werd is op de nieuwe begraafplaats alhier even buiten het dorp gelegen, ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den 20-jarigen Derk Venema, omgekomen bij de catastrophe te Groningen.
In het café "Closse" verzamelden zich tegen half twee de familie en enkele kennissen van den overledene, wiens stoffelijk oveschot per lijkkoets uit Groningen werd gebracht.
Een veertigtal leden der Nationale Schippersvereeniging volgde in den stoet de lijkauto van het Acad. Ziekenhuis af.
Ds. de Beus van Ten Boer, de consulent van de vacante Nederduitsch Hervormde Gemeente voerde hier het woord.
Hij las Ps. 90 en sprak ongeveer als volgt:
"Wij zijn getroffen door deze verschrikkelijke ramp, die in geheel Groningen, ja in heel Nederland zulk een geweldigen indruk heeft gemaakt.
Spr. heeft zich afgevraagd, waarom dat alles is gebeurd.
Wij begrijpen zoo weinig van de werken Gods.
Eén ding is zeker: het is het woord, dat Jozef zei tegen zijn kwaadgezinde broeders: "God heeft alles ten goede gedacht".
God voert alle dingen ten goede.
Onze Vader in den Hemel weet, wat voor ons het beste is.
Laten wij aan God vasthouden."
Een krans van de Nationale Schippersvereeniging met het opschrift: "Een laatste groet" werd later op het graf neer gelegd.
Hierop verlieten de aanwezigen den stillen doodenakker.
De stoet werd begeleid door het gebeier der torenklok.

18-01-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.
HET GESCHONDEN LIJK VAN MEJ. JASPER GEVONDEN.

Uit Delfzijl seint onze correspondent:
In het Eemskanaal te Farmsum bij de spoorbrug van de Noordooster Locaal Spoorwegmaatschappij is een gedeelte van een vrouwenlijk gevonden, dat met groote zekerheid afkomstig is van de vrouw van schipper Jasper, die om het leven kwam bij de noodlottige explosie bij de Bontebrug.

***

EEN MEDEDEELING VAN DEN MINISTER.

Op vragen van het Tweede Kamerlid Brautigam:
1. Is het juist, dat de vergunning, bedoeld in art. 4 der Stoomwet, verleend aan de sleepboot, waarvan de stoomketel 20 December j.l. in de gemeente Groningen explodeerde in verband met den minder gunstigen toestand van dezen ketel, 31 December j.l. zou zijn beëindigd?
2. Is het juist, dat de bij de ramp omgekomen machinist iemand van jeugdigen leeftijd was, weinig ervaring met machines zou hebben gehad en bijv. vóór de vervulling van deze betrekking als dekknecht voer?
3. Is het onderzoek, bedoeld in art. 26 der Stoomwet, reeds afgeloopen?
4. Is de minister bereid, nu, of zoodra dit onderzoek zal zijn beëindigd, het betreffende rapport te doen publiceeren?
heeft de minister van arbeid, handel en nijverheid geantwoord:
1. De gesprongen ketel vertoonde een gebrek, dat echter door de ambtenaren van den dienst voor het Stoomwezen niet van dien aard geoordeeld werd, dat onmiddelijke voorziening geboden was.
Na een voorloopige herstelling werd het gebruik van den ketel op een werkdruk van 5 K.G. per c.M2. alsnog tot de maand Januari 1930 toegestaan, doch voorgeschreven, dat de ketel in die maand uit het schip moest worden gelicht voor afdoend onderzoek.
De gebruiker gaf daarop te kennen, dat het in zijn bedoeling lag den ketel dan met 31 December 1929 door een anderen te vervangen.
2. Volgens door den dienst voor het Stoomwezen verkregen inlichtingen was de op de boot als stoker of machinist dienstdoende persoon een jonge man van ongeveer 21-jarigen leeftijd, zeer oppassend en intellectueel, niet achterstaand bij den gemiddelden stoker, op dergelijke booten werkzaam.
Dat hij tot voor korten tijd als dekknecht had gevaren, werd eveneens vernomen.
3. Het onderzoek, bedoeld in artikel 26 der Stoomwet, is nog niet afgeloopen.
4. De ondergeteekende is bereid, zoodra het onderzoek is afgeloopen, het rapport betreffende dit ongeval te doen publiceeren.

De collecte op den D.-avond van de "Grönneger Sproak" voor de slachtoffers van de ontploffingsramp bij de Bontebrug heeft ruim f 54.-- opgebracht.


21-01-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.
WEER EEN LICHAAMSDEEL GEVONDEN.

Gistermorgen is door een sluisknecht in de nabijheid van de Oosterhavensluis een been opgehaald, dat zeer waarschijnlijk een gedeelte is van het lichaam van vrouw Jasper, die bij de ontploffingsramp bij de Bontebrug op 20 December j.l. om het leven kwam.

21-01-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.
TERAARDEBESTELLING VAN HET STOFFELIJK OVERSCHOT VAN MEJUFFROUW JASPER.

Hedenmorgen is in allen eenvoud op de Noorderbegraafplaats ter aarde besteld het stoffelijk overschot van de vrouw van den sleepbootkapitein Jasper.
Tijd en plaats der begrafenis waren niet tevoren bekend gemaakt, zoodat slechts de familie de lijkbaar in den mistigen morgen naar het graf volgde.
Aan de groeve werd niet gesproken.
Diep onder den indruk verlieten de zoo zwaar beproefde familieleden den doodenakker.

24-01-1930

HET DRAMA BIJ DE BONTEBRUG.
NIEUWE ONTZETTENDE VONDST.

Gisteren is te Woltersum in het Eemskanaal drijvende gevonden het rechterbeen van een menschelijk lichaam, zeer waarschijnlijk een der ontbrekende deelen van het stoffelijk overschot van mej. Jasper, die bij de Bontebrugramp om het leven kwam.
Van het mede verongelukte éénjarig kindje is nog niets gevonden.

29-01-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.
HET KINDERLIJKJE THANS OOK GEVONDEN.

Gistermiddag is het lijkje van het bij de ramp omgekomen dochtertje van Jasper in het Eemskanaal in de buurt van Oosterhoogebrug, gevonden.
Het kleine lichaam was nagenoeg ongeschonden.
Voor onderzoek werd het door de politie naar het Academisch Ziekenhuis overgebracht.
De teraardebestelling van het stoffelijk overschot is bepaald op Donderdag, des morgens om 9 uur op de Noorderbegraafplaats.

11-03-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.

Mej. Elerie uit het Ziekenhuis ontslagen.
De vorige week heeft een der beide dames, die bij de ontploffingsramp bij de Bontebrug op 20 December j.l. ernstig gewond werd, mej. Elerie, het Academisch Ziekenhuis hersteld kunnen verlaten.
De toestand van het andere slachtoffer, mej. Kraak, die zich nog steeds in het Ziekenhuis bevindt, is momenteel zeer gunstig.

15-04-1930

DE ONTPLOFFINGSRAMP BIJ DE BONTEBRUG.

Slotverantwoording van ingekomen giften bij 't Comité tot Steunverleening naar aanleiding van de Ontploffingsramp op 20 December 1929.
Totale vorige verantwoordingen (1e t.m. 9e verantwoording) f 12.242,50
Comité Belgische Vluchtelingen 1914                                    -       50,--

O. Bw. Mij. Fa. de J. en Co., A'dam                                      -      100,--
                                                                                      -------------
                                                                            Totaal f 12.392,50

DE ONTPLOFFINGSRAMP IN DECEMBER.
DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.

Uit het Academisch Ziekenhuis is Zaterdagmiddag ontslagen mej. Kraak, de laatste van de slachtoffers van de ontploffingsramp, die in December te Groningen plaats vond.

12-11-1930

DE RAMP BIJ DE BONTEBRUG.
HET RAPPORT DER DESKUNDIGEN.
DE OORZAAK VEEL TE HOOGE STOOMSPANNING.
EEN JONGE EN ONERVAREN MACHINIST.

Bij de Landsdrukkerij is verschenen het Rapport naar aanleiding van de ontploffing van den stoomketel in de sleepboot "Onderneming" op 20 Decembef 1929 te Groningen.
Dit rapport is samengesteld door den hoofdingenieur van het stoomwezen in het 6de district den heer W. Veenhoven alhier, terwijl er aan toegevoegd is het laboratoriumonderzoek van den heer J. J. P. Cattel, ingenieur 2e klasse voor het stoomwezen te Den Haag.
Foto's en teekeningen volgen op deze rapporten ter verduidelijking van de situatie na de ramp en den toestand, waarin schip en ketel zich toen bevonden.
Het rapport van den heer Veenhoven behandelt den toestand na de ontploffing, geeft een lijst van dooden en gekwetsten, beschrijving van den ketel, beproeving en onderzoek, getuigen verklaringen, onderzoek van den ketel en het materiaal en den waarschijnlijken gang van het onderzoek.

DE OORZAAK.

Omtrent de oorzaak schrijft de heer Veenhoven:
Het bewijs, dat te hooge stoomdruk in den ketel is aanwezig geweest, is niet te leveren, echter maken de getuigenverklaringen het wel tamelijk waarschijnlijk, dat de veiligheidskleppen vóór het ongeval waren vastgezet; de onderzoekingen van den heer Cattel wijzen verder op een zeer hooge temperatuur van het materiaal op den achterwand, tijdens het ongeval, mogelijk ten gevolge van ketelsteenvorming of andere vervuiling.
Als voornaamste oorzaak van de ramp neem ik dan ook aan, een veel te hooge stoomspanning, ontstaan gedurende het wachten voor de brug in het Winschoterdiep en mogelijk geworden door het vastzetten der veiligheidskleppen.

DE WAARSCHIJNLIJKE GANG VAN HET ONGEVAL.

Hierover lezen wij nog in het rapport van den heer Veenhoven:
In het vooruitzicht van het zeer zware werk, dat de boot te wachten stond, n.l. het sleepen van een vijftal geladen schepen tegen een sterken stroom op, heeft de machinist den ketel ruim voldoende van water voorzien, het vuur flink opgestookt en de kleppen vastgezet, om een stoomdruk te krijgen, vereischt om de sleepboot de noodige startkracht te geven.
Het oponthoud voor het station en het wachten voor de Bontebrug is hem noodlottig geworden.
Een ervaren machinist, bewust van het gevaar bij het vastzetten van de kleppen, had wellicht het te hoog oploopen van den druk gemerkt en zijn maatregelen genomen.
Deze zeer jonge en onervaren machinist had misschien niet het minste begrip van het dreigende gevaar.
Hij heeft wellicht nog opgemerkt, dat de druk abnormaal hoog was gestegen, maar niet geweten hoe te handelen, om het gevaar af te wenden.
De zwakke plek onder de vlamkast is ten slotte bezweken, getuige Davids heeft stoom zien ontsnappen uit het schip voor den schoorsteen; het uittredende water en stoom hebben de vlamkast mee naar beneden getrokken, waarbij de steekbouten uit den achterwand van deze kast zijn gewrongen.
Dit uittrekken met het naar binnen slaan van den achterwand der vlamkast is met een doffen knal geschied en gehoord door getuigen; de in de vlamkast aanwezige verbrandingsgassen zijn door stoom uit de steekboutgaten met kracht door de pijpen naar den schoorsteen gedreven; dit verklaart de vuurstraal uit den schoorsteen vóór de ontploffing.
De eigenlijke ontploffing is daarna gevolgd, waarbij de bodem van den romp is gescheurd en tegelijk het achterfront is weggedrukt.