Drenthe 1917

De Veenbrand in Drenthe van 1917.

22-05-1917

GROOTE VEENBRAND.
Vele huizen verbrand, menschen omgekomen.

Uit Emmen wordt aan de N. Rt. Ct. gemeld:
In de omgeving van Emmercompascuum woedt een geweldige veenbrand, die zich uitstrekt over Valthermond, Weerdingermond, Emmercompascuum en Emmererfscheidenveen.
Meer dan vijftig huizen zijn door den brand vernield: te Valthermond 24 woningen.
Groote hoeveelheden turf gaan verloren, de verbindingswegen zijn onbegaanbaar.
Schoolkinderen uit Valthermond, die in een naburig dorp school gaan, konden niet naar hun woonplaats terugkeeren.
De brand is op twee plaatsen in het veen ontstaan, op één plaats zeker, op een andere plaats waarschijnlijk door vonken uit een baggermachine.
Door den krachtigen drogen Oostenwind breidde het vuur zich snel uit.
Naar schatting hebben 2 à 300 gezinnen in Emmercompascuum hun huisraad uit de woningen gehaald en op schepen en gedeeltelijk ook in den grond in veiligheid gebracht.
Aan het Hbl. wordt nog geseind:
Wij vernamen in den loop van den nacht dat de brand zich uitstrekt over een groote oppervlakte langs de Drentsch-Groningsche grens, van Drouwenermond, Exloërmond, Valthermond, Weedingermond, Emmererfscheidenveen tot achter de dennen van Emmen.
De schade, door dezen brand veroorzaakt, is daarom ook zoo aanzienlijk, wijl alle voor den komenden winter in beslag genomen turf, die nog drogen moet, vernietigd is.
Indien het veen zelf door den brand op ernstige wijze is aangetast, kan het weken duren eer de arbeid hervat kan worden, tenzij er nog vele regens komen.
De N. Veend. Ct. meldt, dat naar schatting 200 huizen zijn aangetast.
Er heerscht een onbeschrijfelijke verwarring.
Langs alle wegen ziet men de uit hun woningen verjaagde gezinnen hun have en goed in veiligheid brengen.
Alle toegangswegen zijn afgezet.
Den geheelen namiddag zijn de plaatsen Wildervank en Veendam, dus op drie uren afstand van den brand, in een dichten rook gehuld.

VALTHERMOND, 22 Mei. (Per Tel.).
Bij den grooten veenbrand zijn te Valthermond 70 huizen vernield, terwijl vijf personen in de vlammen zijn omgekomen en een vrouw levensgevaarlijk is gewond.
Een schippersjongen is waarschijnlijk verdronken.

25-05-1917

DE GROOTE VEENBRAND IN DRENTE.

Deze voor anderen zoo heerlijke zonneweek vóór Pinksteren zal bij de Oostelijke bewoners van Drente in droeve heugenis blijven tot in lengte van dagen, want ze heeft over de oude Drentsche hei rampspoed gebracht als nimmer tevoren.
Zeker, ieder jaar in den warmen, drogen tijd richten wegvliegende vonken uit locomotief of baggermachine onheil aan en dikwijls werden groote gebieden door de gretige vlammen afgevreten, zoodat men slechts met moeite kon voorkomen, dat heele dorpen in vlammen opgingen.
Maar dit jaar kreeg, bij de ontzaglijke droogte en den hevigen wind van j.l. Maandag, de ramp een ernstigen en allernoodlottigsten omvang.
Ettelijke huizen zijn in vlammen opgegaan, schepen gingen verloren, tal van menschen zijn om het leven gekomen.
Met groote snelheid breidden de zee van vlammen en de wolken van rook zich uit, totdat ten slotte het vuur woedde van de Duitsche grens achter Borger-Compascuum tot aan het Emmererfscheidenveen, een afstand van vier à vijf uren gaans.
Het aantal slachtoffers is groot: 14 personen van verschillenden leeftijd zijn verbrand, eenigen verdronken en twee personen zijn zeer ernstig gewond.
Tal van anderen werden minder ernstig gewond.
In de Tweede Kamer zijn door den Voorzitter en door Minister Cort van der Linden woorden van deelneming gesproken.
De minister deelde mee dat reeds maatregelen zijn getroffen tot leniging van den nood.
Van uit Assen zijn 200 militairen naar Valthermond gezonden om hulp te bieden bij het blusschen.
Later kwamen uit Groningen nog 100 en uit Delfzijl nog 200 militairen ter hulpverleening aan.
Op verzoek van de burgemeesters van Oddorn en Emmen zijn later nog meer troepen naar de veenstreken gedirigeerd, omdat het gevaar nog niet geheel geweken is.
De Kamerleden voor Drente, de heeren Smeenge, Koster en Siebinga Mulder, hebben de geteisterde streek bezocht, terwijl de Koningin en de Prins er Donderdag den geheelen dag hebben vertoefd.

NADERE BIJZONDERHEDEN.

Aangrijpende bijzonderheden worden uit het gebied van de ramp gemeld.
Het ergst van allen werd de familie van den Groninger schipper Albert Brands getroffen.
Het gezin van dezen turfvaarder bestond uit man, vrouw en 11 kinderen.
Twee zoons zijn gemobiliseerd, drie andere kinderen verblijven elders.
De andere acht leden der familie zijn allen omgekomen.
De ramp gebeurde aldus: Het schip lag in de hoofdvaart.
Toen men het onheil zag aankomen, werd het schip een half uur versleept, naar eene wijk, waar men niet verder kon.
Het gezin begaf zich toen in het schip en sloot alles af.
Echter geraakte de lading in brand, met het noodlottig gevolg, dat het schip in vlammen opging en het heele gezin een jammerlijken dood vond.
Terwijl het voorste gedeelte van 't schip nog brandde, werd door de marechaussee het achterste gedeelte onderzocht.
Eenige honderden toeschouwers wachtten in spanning op het resultaat dat lang op zich liet wachten.
Totdat ten slotte een jutezak van boord werd gedragen.
In den halfgevulden zak bevonden zich de poovere restjes van wat eens lieve, teere kinderen waren geweest.
Eerbiedig liet men den drager gaan met z'n luguberen last....
Er wordt beweerd dat Brands den vuurgloed ziende en geen ontwijk meer wetende, tot de kinderen moet hebben gezegd: "vlucht in het achterschip, wij gaan voorin."
Indien dit juist is, laat zich het feit verklaren dat de marechaussees slechts wat verspreid liggende kinderbeenderen hebben gevonden.
Waarschijnlijk heeft de schipper nog gedacht, dat de vuurgloed over hem heen zou trekken en heeft hij zich met zijn huisgenooten binnen in het schip begeven, om daar het einde van den brand af te wachten, doch slechts enkele oogenblikken daarna stond het schip reeds in lichte laaie.
Door de enorme hitte zijn de ijzeren luiken, welke toegang gaven tot de benedenvertrekken, onklaar geworden, zoodat zij niet meer te openen waren, waardoor de bewoners als 't ware opgesloten werden in de vuurmassa.
Weer andere omgekomenen zijn verdronken, doordat ze, vluchtend voor de vlammen, tegen wier snelheid ze niet loopen konden, in het kanaal sprongen.
De marechaussee heeft nog verscheiden drenkelingen kunnen redden.
Er moet een ontzaglijke paniek hebben geheerscht, toen het vuur als bij een Amerikaanschen prairiebrand met groote snelheid kwam aanrollen.
In doodsangst snelden de bewoners zonder veel te kunnen redden, uit hunne woningen.
Verschillende draaivonders brandden tot op het water af.
Vreeselijk zijn de verhalen van de menschen, die overrompeld zijn door het vuur, dat plotseling de venen in gloed en walm kwam zetten.
Zoo zag men in een van de plaatsjes een vrouw achter een zandhoop verdwijnen, zoekend naar een uitgang uit het vuur, en onmiddelijk rolde een zware wolk over haar heen.
Men zag haar niet meer terug, en later was men naar haar aan 't dreggen.....
Anderen sprongen eerst in het water en doornat vluchtten zij tot de knieën, ja, tot het middel, dwars door de heete asch.
Ook heeft men lijken gevonden in het natte veen, van menschen, die daar een schuiplaats onder den grond hadden gezocht.
Het lijk van een meisje werd gevonden met vele brandwonden hangend tegen den kant van het kanaal; waarschijnlijk had zij den dood door verstikking gevonden.
Onder de slachtoffers te Valthermond waren twee oude menschen (het echtpaar Oosterloo), die eerst volstrekt hun huisje niet wilden verlaten, doch in het laatst daartoe gedwongen werden.
In den dichten rook raakten zij af van dengeen, die hen wilde redden en verbranden beiden.
De persoon, die hen wilde helpen, bracht drie uur in het kanaal door en heeft zich zoo nog kunnen redden.
Het kleinkind, dat door het oude echtpaar werd verzorgd, is gered.
De veenarbeider Jan Herder, 35 jaar oud, is verkoold.
Ook twee kinderen van den arbeider Derk van der Ley, jongetjes van 6 en 4 jaar, zijn verbrand, terwijl de 26-jarige vrouw vreeselijke wonden bekwam aan armen, hoofd en beenen.
Haar 2-jarig dochtertje, dat ze nog steeds op den schoot hield, bekwam eveneens ernstige brandwonden.
De marechaussee heeft negen personen gered, die zich in het gebied aan den kant van het kanaal bevonden.
Voorzien van een touw zwom een der marechaussees over het kanaal en maakte het touw daar vast, waarna hij achtereenvolgens de negen menschen, meest vrouwen, die radeloos vlak bij de vuurmassa heen en weer liepen, langs het touw redde.
Zeer veel personen hebben meer of minder ernstige brandwonden bekomen, de een aan de beenen, een ander aan 't gezicht of armen en handen.
In het veen werden twee verkoolde kinderlijkjes gevonden.
De arme kleinen waren hun vader, die op 't veld arbeidde, tegemoet gegaan en onderweg jammerlijk omgekomen.
Te Valthermond is een openbare school tot barak ingericht, waarin voorloopig verschillende dakloozen zijn ondergebracht.
Ook een schuur en een volkskoffiehuis zijn voor hetzelfde doel ingericht.
Tal van schepen en pramen liggen er, gevuld met huisraad, op een rij in het kanaal.
Anderen brachten have en goed bij familie en kennissen.

DE MATERIEELE SCHADE.

Die is, zooals te begrijpen valt, zeer groot.
Wel zijn de eerste berichten overdreven gebleken (men sprak reeds van 150 huizen die verloren gegaan waren), maar toch is de werkelijkheid nog ernstig genoeg.
De vertegenwoordiger van het Rijkskolendistributie-bureau heeft de schade doen opnemen.
't Bleek dat in totaal 90 huizen en 5 schepen zijn verbrand, benevens alleen aan turf voor ongeveer f 180.000.
Dit verlies aan turf treft natuurlijk bij den heerschenden brandstoffennood dubbel zwaar.
In deze veenstreek heerschte op 't oogenblik van het uitbreken van den brand een staking.
Thans is de minister van landbouw bemiddelend opgetreden.
De eischen van de 1100 stakende veenarbeiders zijn toegewezen en deze hebben met het oog op het ernstige verlies aan turf zich verbonden om vijf weken langer dan andere jaren te zullen baggeren.
Daar men volgens deskundigen de waarde der huizen mag schatten op gemiddeld f 1500, is er aan huizen verloren gegaan ongeveer f 135.000.
Rekent men daarbij de schepen, de inboedels, de schade aan bruggen, wegen, gewassen en gereed gemaakt veld, dan komt men zeker tot een totale schade van drie ton.
Het getal dakloozen bedraagt ruim 500.
Volgens een later bericht zou officieel zijn vastgesteld, dat er 109 woningen verbrand zijn, zoodat de schade nog grooter is dan hierboven wordt aangegeven.
Trouwens, in dezen tijd van brandstoffenschaarschte kan ook de turf wel veel hooger in waarde worden geraamd.
Deskundigen spreken van een schade in totaal van wel een half millioen.
Van de huizen waren de meeste verzekerd, vele echter te laag en andere in 't geheel niet.
De meeste inboedels zijn eveneens niet verzekerd.
Vier schepen, welke verbrand zijn, behooren aan H. Zuidema, Hoogezand, G. de Vries, Leeuwarden, K. Kostmeyer, Veendam en A Brands te Groningen.
Het vijfde schip met turf behoorde aan zekeren Damhof.
Een half uur vóór zijn schip een prooi der vlammen werd, zag hij het vuur aankomen van den kant van Weerdinge.
Hij stuurde toen zijn vrouw en kinderen vast vooruit opdat ze zich een veilig heenkomen zouden zoeken; zelf trachtte hij met zijn broer nog het een en ander te redden.
Een fiets werd maar in 't water gegooid.
De broer van Damhof kwam ook in het water terecht en zonk in het slik, doch kon er nog worden uitgetrokken.
En toen zetten zij het op een loopen in de natte kleeren naar Exlo, met het vuur op de hielen.
Door den rook kon men haast niet zien, waar men liep.
Van het schip, groot 143 ton, is niets overgebleven dan het ijzerwerk, dat geheel kromgetrokken werd.
Er worden reeds maatregelen getroffen om aan de zoo zwaar getroffenen financieelen steun te verleenen.
Het hoofdcomité van het Ned. Roode Kruis zond reeds kleederen en beddegoed.
En men mag verwachten, dat in heel ons land de publieke liefdadigheid zich weer zal uiten op eene krachtige wijze, zooals ze bij dergelijke rampen nog nooit in gebreke is gebleven.
Reeds kwam bij den burgemeester van Assen als eerste gift f 5000 in van Van Staay's baconfactory.

***

NOG WEER NADERE BIJZONDERHEDEN.

Uit Valthermond wordt aan de N. Rt. Ct. gemeld:
Fietsende door Valthermond, dat geheel in de lengte langs de kanalen is gebouwd, komt men eerst door een gedeelte, waar de brand niet gewoed heeft.
Daar liggen naast elkaar de schepen volgeladen met huisraad van de honderd - men spreekt van 120 - daklooze gezinnen.
Hier en daar ziet men een familie trekken, op den kinderwagen de noodzakelijksten zaken gepakt, een geit aan het touw.
Sommigen zitten aan den weg in het gras koffie te drinken.
Met belangstelling ziet men de door den minister beloofde hulp tegemoet, die, naar men verwacht, zal bestaan in het bouwen van barakken voor de dakloozen en het omwerken van den grond, zoodat het natte veen boven komt.
Want het is de bovenste droge laag ter dikte van ongeveer 1 decimeter, die zoo licht ontvlambaar is en die in groote brandende stukken wegwaait en aan de ramp verdere uitbreiding geeft.
Zonderling hebben de vlammen huis gehouden: steenen huizen zijn geheel uitgebrand, een houten school op 2 meter afstand is gespaard gebleven.
Geheel willekeurig hebben ze hun prooi gekozen; het schijnt soms, of ze om de beurt een huis verwoest hebben en dan weer een totaal onaangetast gelaten.
Van den lijkendrager vernemen wij, dat hij in het geheel 16 lijken geborgen heeft, waaronder geheel verkoolde, wier identiteit men niet heeft kunnen vaststellen.
De namen der omgekomenen zijn:
Schipper Brands met vrouw en zes kinderen;
Jan Herder, verbrand;
De vrouw van Gerrit van der Heide, verdronken;
Twee kinderen van Dirk van der Lei, verdronken, de moeder heeft hevige brandwonden gekregen;
Vrouw Blok en vrouw Oosterloo.
Voorts worden nog een dertigtal menschen vermist.
Sommige menschen hebben zich weten te redden met door wel zes wijken heen te zwemmen.
In deze kanalen en zijkananlen zien we de verschillende uitgebrande schepen.
Een is er van De Vries uit Leeuwarden.
Een klein Bolsterschip wordt vermoed te zijn van een Kosmeyer.
Schipper Damhof uit Groningen komen we tegen, bezig het overschot van zijn schip naar de werf te sleepen, dan nog een schip van H. Zuidema uit Hoogezand; een klein houten scheepje, waar zoo goed als niets van over is, van Trip uit Exloermond; een woonschip van P. Elsinga uit Valthermond en tenslotte de "Johanna Jacoba" uit Groningen, waarin de familie Brands zoo'n tragisch einde heeft gevonden.
Van beide kanten van het kanaal kwam het vuur tegelijk aan met een snelheid, waarover men hier niet uitgesproken raakt.
Men wist dus niets anders te doen dan diep onder in het schip te kruipen, waar men de hevigste angsten zal hebben moeten uitstaan.
Het schip is totaal uitgebrand en van de 8 personen is slechts een hoop asch teruggevonden.
Volgens nadere gegevens krijgt het meer waarschijnlijkheid, dat de brand niet is ontstaan door vonken uit een baggermachine, maar door met niet genoeg voorzorg aangelegde koffievuurtjes.
De verbrande turf was nog van het vorige jaar; de kleine hoeveelheid, die dit voorjaar is gemaakt, is nog te nat om te branden.
De toestand van het oogenblik is nu zoo, dat het nog hier en daar smeult, doch wanneer de wind niet krachtig weer aanwakkert, is er geen groot gevaar meer te duchten.
Daarbij heeft het een weinig geregend, maar toch niet voldoende om het vuur geheel te blusschen.
Uit Assen is een motorbrandspuit naar het terrein van den brand gezonden, terwijl op verzoek aan den minister van binnenlandsche zaken uit Den Haag een motorspuit en een stoomspuit van de Haagsche brandweer naar Emmen zijn vertrokken.

HET KONINKLIJK BEZOEK.

Na in Meppel in den koninklijken trein te hebben overnacht, reed het vorstelijk echtpaar naar Assen, van waar per auto naar de geteisterde streek werd gereden.
Vergezeld van burgemeester Vriend van Valthermond bracht de Koningin daarop een bezoek aan tal van plaatsen, waar de brand het felst heeft gewoed.
Zij zocht de tijdelijk in scholen, schuren en elders ondergebrachte dakloozen op en sprak langdurig met hen, waarbij het vaak moeilijk viel het plat Groningsch dialect te verstaan.
Onder de menschen, die H.M. sprak, was een man, wiens geheele gezicht en handen verbonden waren.
De man, Smit genaamd, vertelde dat hij met zijn kinderen voor den brand uit was gevlucht.
Hij had nog wat uit zijn huis willen meenemen en had in de verbouwereerdheid maar een paar stukken spek gegrepen.
Alle moeite had hij gehad om zijn kinderen voort te krijgen en soms moest hij de kleertjes, die vuur hadden gevat, blusschen.
Toen hij dat weer had gedaan en de stukken spek, die hij op den grond had gelegd, opraapte, spoot hem ineens van onder de stukken spek een golf-gloed in het gezicht, waardoor dit fel was geschroeid.
Gelukkig had hij zich nog kunnen redden, maar 't had hem veel moeite en angst gekost.
Deze en dergelijke verhalen hoorde H.M. met groote belangstelling aan en duidelijk liet zij blijken, dat zij met de rampen van de zoo diep getroffen bewoners meevoelde, zegt de verslaggever van het Hbl.

26-05-1917

STAD EN DORP.

Hedenmorgen is onder zeer grote belangstelling op de Noorderbegraafplaats alhier teraardebesteld het stoffelijk overschot van het echtpaar J. Brands, vijf dochters en een zoontje, de schippersfamilie, welke bij den vreeselijken veenbrand te Valthermond zoo noodlottig om het leven kwam.
Toen de kist met de stoffelijke overblijfselen, die bedekt was met 'n tweetal bloemstukken, in de groeve was neergelaten, nam ds. J. Willemze het woord.
De predikant wees er op, dat in tijden van smart het aangenaam is troost te ontvangen, doch dat geen mensch kan geven wat noodig is.
De bekende woorden van Ps. 103: "De dagen des menschen zijn als gras" hebben zeker nooit levendiger beteekenis voor ons gehad dan thans.
De wind is er over gegaan, rook en vuur voortjagende en alle gelegenheid om te ontkomen was afgesloten...
De heerlijkheid van het woord des Heeren is balsem, op de goedertierenheid des Heeren mogen wij het oog richten, ook aan deze groeve.
Dat is onze troost.
We hebben, ging spr. voort, een gezin ten grave gebracht, dat goed bekend stond in de gemeente: 't was 'n voorbeeldig huisgezin en over het bedrijf en de zaken ging een goede roep.
Belijdenis en leven was daar één.
De helft der kinderen is overgebleven en dezen zullen elkander steunen.
Ds. Willemze sprak nog eenige woorden van troost en leering en dankte ten slotte namens de familie voor de betoonde belangstelling.

29-05-1917

DE VEENBRAND IN DRENTE.

Men kan nu berekenen, dat bij den grooten veenbrand in Drente in totaal ongeveer 1500 dagwerk turf is verloren gegaan.
Met dit kwantum zouden 250 turfschepen met opperlast kunnen geladen worden.
De Koningin heeft tot leniging van den nood in de geteisterde streken aan het provinciaal comité in Drente f 10.000 gezonden.
De Koningin-moeder zond een belangrijke partij goederen voor kleeding en ligging.
Er heeft zich een comité gevormd, met den Commissaris der Koningin in Drente als voorzitter, dat giften van particulieren in ontvangst neemt.
Bij den brand zijn , naar thans is vastgesteld, de volgende personen omgekomen:
Twee kinderen van den veenarbeider Derk van der Ley; het oude echtpaar Oosterloo; de veenarbeider Jan Herder; de 40-jarige vrouw van den arbeider Blok; de vrouw van den arbeider v.d. Heide; de 63-jarige turfdijker Zweep en het gezin van den schipper Brands, bestaande uit man, vrouw en 6 kinderen, derhalve samen 16 personen.
Verbrand zijn: 6 kleine boerderijen te 2e Exloermond, 72 arbeiderswoningen te Valthermond, 1 woning te N.-Weerdinge en 5 te Erfscheidenveen, verder 5 schepen.
Omtrent het gezin van schipper Brands wordt gemeld, dat dit bestond uit man, vrouw en 12 kinderen.
Twee zoons zijn gemobiliseerd, vier dochters, van wie een gehuwd is, verblijven elders, terwijl met den vader en de moeder zijn omgekomen vijf dochters van 13 tot 18 jaren, onder wie een tweelingpaar, en de jongste zoon, de 11-jarige Eildert.
De asch van al deze omgekomenen is Zaterdagmorgen, in één kist verzameld, op de Noorder begraafplaats te Groningen ter aarde besteld.

***

GEBREK AAN SAMENWERKING.

Wanneer men zich even indenkt in den omvang van de ramp, die over den Oosthoek van Drente gekomen is, dan zal men met verbazing en ergernis hooren, hoe gering de samenwerking was, die bij 't blusschingswerk werd betoond, niet alleen door de veenarbeiders, het publiek, maar ook zelfs door een der autoriteiten in de geteisterde streek, n.l. door den burgemeester van Emmen.
De verslaggever van het Hbl. schrijft er over in een langen brief, die als 't ware één klacht is over te weinig samenwerking en te weinig leiding.
De verslaggever merkte op, dat het blusschingswerk niet vlotten wilde.
De veenarbeiders schoolden samen en lieten hun handspuiten in de steek, terwijl de soldaten doorwerkten en de veenarbeiders negeerden.
Bij navraag bleek het, dat soldaten en burgers het niet eens waren over de kwestie wie eigenlijk "de baas" was.
De Weerdingsche brandmeester wou maar liefst de soldaten direct onder zijn bevelen hebben, met den kapitein incluis.
Maar de kapitein kon daar natuurlijk niet aan denken - en nu was er allerlei gesputter, en de Weerdingers "scheeën d'r mee uit."
Dat was jammer genoeg, zegt de schrijver; de soldaten zijn dezelfde, die verleden jaar bij den watersnood goed werk hebben gedaan, en zij zullen heel zeker ook hier mooi kunnen helpen, want zij weten van aanpakken.
Maar er moet behoorlijke samenwerking zijn.
Verleden jaar bij den watersnood kon men zien, hoe de menschen de handen uit de mouwen staken, elkaar hielpen en alles deden wat er gedaan moest worden, ook al ging 't niet direct om eigen belang.
Hier is 't heel anders.
Als er tien menschen ploeteren en zich dood werken om het vuur de baas te blijven, kunnen er honderd den geheelen dag bij staan lummelen zonder een vin te verroeren.
En als hun gezegd wordt: "Vooruit, steek eens mee 'n handje uit!"- dan maken ze een schuifbeweging met duim en wijsvinger, en vragen: "wat eraan zit."
Als er "niets aanzit," dan verdraaien zij 't, al staat ook hun buurmans huis in brand.
Ja, zelfs als hun eigen huis in brand staat, komen zij nog niet tot krachtig doen.
Iedereen hier, die ook maar een beetje meer energie heeft dan de gemiddelde veenwerker, is 't er over eens, dat de ramp niet zoo groote afmetingen zou hebben aangenomen, als men wat meer de handen had uitgestoken.
En dan verhaalt de schrijver, welke houding werd aangenomen door den burgemeester van Emmen, in verband met de zending van twee groote Haagsche brandspuiten.
Woensdag had de burgemeester aan den minister van binnenlandsche zaken getelegrafeerd om een stoomspuit, die noodig was om den dreigenden brand in de Noorder- en Weerdingervenen tegen te houden, en de daar staande huizen te beschermen.
En Woensdagavond schelde de minister het hotel Postma in Emmen op, en verzocht den burgemeester even aan de telefoon te roepen.
De hotelhouder repte zich om den burgemeester te halen, maar Z. Edelachtbare lag al in bed en had geen zin om er uit te komen.
- Postma, vraag maar aan den minister, of-ie jou de boodschap niet kan doen.
- Burgemeester, zou dat wel geraden zijn? Zijn Excellentie scheen u zeer dringend te willen spreken....
- Postma, vraag jij nu maar of de minister jou niet de boodschap kan doen.
Intusschen zat minister Cort van der Linden goedig aan de telefoon te wachten.
Totdat de hotelhouder terug kwam, - toen was er ongeveer dit gesprek aan de telefoon:
- Excellentie....  hm...  burgemeester....  hm....  vraagt of U.......  hm.....  mij niet kan zeggen wat.....  ziet u...  burgemeester is....  hm.....  al naar bed......
- Mijnheer, weest u zoo goed aan den burgemeester te zeggen, dat als ik hier moeite doe om zijn gemeente te helpen, hij toch op zijn minst even uit zijn bed kan komen om mij te woord te staan. Ik zal nog even wachten tot de burgemeester komt.
En Zijn Edelachtbare wist zóó niet of hij moest uit zijn bed komen en gaan telefoneeren, - wat óók weer moeilijk ging, want..... burgemeester had nog nooit getelefoneerd.
Enfin, 't resultaat was, dat er een stoomspuit op den trein werd gezet en een motorspuit met eigen kracht naar Drente reed.
Deze laatste kwam om halfeen 's nachts in Emmen aan en de Haagsche hoofdbrandmeester Spoelstra wilde zich nu meteen maar ter beschikking stellen van den burgemeester.
De zware wagen, waarvan de felle electrische lampen het heele dorp in licht zetten, werd tot voor het huis van den burgemeester gereden, en de burgemeester werd verzocht naar buiten te komen.
Maar Z. Edelachtbare...... was weer in bed en dacht er niet over om eruit te komen.
Op al 't lawaai en gedoente was evenwel burgemeesters zoon voor den dag gekomen, en dus zou de hoofdbrandmeester Spoelstra 't maar met hem afdoen.
- Maar wat doet u eigenlijk hier? Vroeg burgemeester junior, u moet in Weerdinge zijn.
- Ja, maar dat is toch gemeente Emmen, en dus dien ik mij bij den burgemeester van Emmen te presenteeren.
- Mijnheer, u heeft hier niets te maken, u moet in Weerdinge zijn.
- Goed meneer, laat ik 't dan anders zeggen: Ik kom namens den burgemeester van Den Haag de Haagsche brandweer aan den burgemeester van Emmen aanbieden.
- Ik heb met den burgemeester van Den Haag niets te maken. Gaat u nu maar naar Weerdinge......
Toen...... moeten er veel klompen gebroken zijn, en de heer Spoelstra zei later, dat, als hij zijn eigen baas was geweest, dan was hij zóó omgekeerd en naar Den Haag terug gereden.
't Ging dus verder naar Weerdinge.
Daar aangekomen kon men eerst niemand naar buiten krijgen, maar eindelijk, nadat men het felle electrische licht op de dorpsherberg had gericht, een man aan de bel trok, een ander met de signaalhoorn werkte en nog weer anderen er in slaagden de deur van 't café open te krijgen, toen kwamen de bewoners naar beneden.
De Hagenaars, die door de zonderlinge ontvangst den lust om direct aan den slag te gaan hadden verloren, zijn toen ook maar gaan slapen.

29-05-1917

DE BRAND IN DE VENEN

De bladen hebben bereids uitvoerig melding gemaakt van de groote ramp, welke Drente heeft getroffen.
Alleen te Odoorn zijn reeds 119 gezinnen dakloos, ook te Emmen zijn velen van have en huis beroofd, waarvan het aantal niet bekend is.
Met aandrang doen wij een beroep op de particuliere weldadigheid.
Gelden kunnen worden gezonden aan na te melden secretaris-penningmeester.
Het centraal provinciaal comité tot hulpverleening bij rampen van algemeenen aard in de provincie Drente:
Mr. J. Linthorst Homan, commissaris der Koningin in de provincie Drente, voorzitter;
Jhr. mr. L. A. S. J. de Milly van Heiden Reinestein, lid der Gedep. Staten in de provincie Drente, onder-voorzitter;
J. M. van Kuijk, commies-chef der tweede afdeeling ter provinciale griffie van Drente, te Assen, secretaris-penningmeester;
Mr. G. W. baron van der Feltz, gewestelijk commisaris van Drente van de Nederlandsche vereeniging "Het Roode Kruis";
Dr. C. J. Mijnlieff, secretaris van den Koninklijken Nederlandschen Bond voor Reddingswezen en Eerste Hulp bij Ongelukken "Het Oranjekruis" en bestuurslid van het Prins Hendrikfonds;
Jhr. mr. B. W. Th. Sandberg, griffier der Staten van Drente.
A. Vriend, burgemeester der gemeente Odoorn;
C. van der Wal, burgemeester der gemeente Emmen.

01-06-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

Ook de 26-jarige vrouw van Derk van der Ley te Valthermond is thans aan de bij den veenbrand bekomen brandwonden overleden.
Het aantal dooden is daarmee geklommen tot 17.
De te Groningen wonende zuster van vrouw Brands, welke laatste bij den brand omgekomen is, is op het hooren der droeve tijding krankzinnig geworden.

01-06-1917

EEN SLAPPE BURGEMEESTER.

In 't vorig no. hebben we melding gemaakt van de houding, welke de burgemeester van Emmen aannam tegenover den Haagschen hoofdbrandmeester Spoelstra, die met de motorspuit stond te wachten voor 's burgemeesters woning.
Ook tegenover minister Cort van der Linden, die telefoneerde uit Den Haag en er pas na herhaald aandringen in slaagde den burgemeester voor de telefoon te krijgen.
Maar 't is nog niet het ergste geweest.
Zijn Edelachtbare is er in geslaagd het toppunt van onwellevendheid en onverschilligheid te bereiken.
De verslaggever van 't Hbl. verhaalt als volgt van het bezoek van de Koningin aan dezen burgemeester.
Z'n Edelachtbare was burgemeester van een gemeente, waarin vele en groote stukken veen in brand stonden.
Z'n Edelachtbare had evenwel gelegenheid nóch lust om te gaan zien, wat er nu eigenlijk was van dien brand, en bleef kalm in het leutige dorp, waar het gemeentebestuur resideerde.
Toen kwam de Koningin, om te zien, wat de brand al voor ellende had teweeg gebracht en wat gedaan zou kunnen worden ter hulpe.
- "Wel, wel," - zei z'n Edelachtbare, - "komt de Koningin in 't veen!" - hij stopte z'n pijp, wrong zijn rechtervoet weer in de lakensche pantoffel, die, door 't lange zitten, eraf gegleden was, en hij voer voort, - zooals wellicht deze of gene oudentijdsche romanticus, "placht" te zeggen: - "wel, wel! zoo, zoo! - en zou de Koningin nog bij ons op 't dorp komen?"
Verder reikte Z.E.A.b.'s belangstelling niet.
Echter ging de belangstelling van de Koningin belangrijk verder, en toen zij dan in 't veen was, en al de ellende zag, en vernam, dat veel van de ellende, welke zij gezien had, was gebeurd binnen het ambtsgebied van Z.E.A.b., - draaide zij de rollen om, - zij ontbood niet Z.E.A.b. bij zich, maar, - om de zaak te bespoedigen, en de dingen af te doen, - gaf zij haar chauffeur last, naar het dorp te rijden, waar het gemeentebestuur resideerde, en stil te houden voor Z.E.A.b.'s deur.
H. M. had de wijze voorzorg gehad om den gouverneur der provincie mede te nemen.
Wat niet onnoodig bleek, - want Z.E.A.b. verdraaide 't om zijn huis uit te komen, - en H. M. kon toch moeilijk zelve Z.E.A.b. uit zijn huis gaan halen, - zij stuurde er haar provincialen commissaris op af, - en na lang praten liet Z.E.A.b. zich dan eindelijk overhalen, - hij wrong alweer zijn rechtervoet in de lakensche pantoffel, die door 't lange zitten eraf gegleden was, - en ging naar buiten, - langzaam en goedmoedig schuifelend de vijftien passen van de huisdeur naar het tuinhek, en de vier passen van het tuinhek naar de auto van H. M., - en toen...... was er een gesprek, dat ons de bescheidenheid verbiedt gehoord te hebben.
't Duurde maar kort, - twee, drie minuten misschien.
Toen schoot de koninklijke auto weer voort, naar de brandende venen, - Z.E.A.b., z'n linkerhand steunend tegen een boompje aan den weg, pulkte met z'n rechter wijsvinger zijn halsstarrige rechter lakensche pantoffel weer aan den voet, - ging sloffend de vier passen naar het tuinhek, en de vijftien passen van het tuinhek naar de huisdeur.
Overigens had Z.E.A.b. maar een zéér klein gaatje in z'n rechter sok, achterin, aan den hiel, ... en dàt komt nij de beste families voor.....
Een andere medewerker van 't Hbl., F(eith), deelt mee dat onder de Pinkstergasten in een badhotel door eenige jonge dames gecollecteerd werd voor de slachtoffers van den veenbrand.
Vijfhonderd gulden ongeveer was de oogst.
Een kennis van den schrijver had als wellevend man zijn gave geofferd, maar wierp daarna toch tegenover jhr. Feith op: "Moeten wij offeren voor een dergelijk slag lieden, die de hut van hun buurlieden laten verbranden, wanneer ze voor hun hulp niet eerst geldelijk worden schadeloos gesteld?!.... moeten wij geld opbrengen voor menschen, die een burgemeester aan hun hoofd dulden, die te onverschillig is om uit z'n bed te komen, wanneer de Minister van Binnenlandsche zaken hem uit Den Haag opbelt?!"
Dezelfde burgemeester is ook lid van het comité, dat gelden voor de slachtoffers in ontvangst neemt.
Stellen we ons eens voor, dat de gelden, welke overal in ons land worden ingezameld, in handen van dien burgemeester komen, terwijl z'n slof hem dan nog steeds in zijn vrije bewegingen belemmert, of het gat nog kiert in zijn sok.
Neen! vooral dat hielegat lijkt een afdoende reden, om aan zulk een type van Edelachtbaarheid onze deelnemingspenningen niet toe te zenden! zegt F.
Gelukkig is 't niet die burgemeester alleen, die over deze gelden heeft te beschikken en zitten er ook andere menschen in dat comité, die wel zullen zorgen, dat de gaven van het Nederlandsche publiek hunne juiste plaats van bestemming bereiken.
In een deze week gehouden Raadsvergadering van Emmen heeft de burgemeester meegedeeld, dat hij met 1 Nov. ontslag zou aanvragen.
Inderdaad de eenige oplossing!

04-06-1917

APPRECIATIE VAN HULP BIJ VEENBRAND.

Donderdag 24 Mei j.l. werd een detachement van het 12e Reg. Inf. gezonden naar Valthe om de bevolking te beschermen tegen den brand, welke op zoo onverwachte wijze vele offers eischte.
Welgemoed togen wij op ten arbeid, blijde onzen nevenmenschen een dienst te kunnen bewijzen.
Edoch, de animo was bij de 2e dag er reeds uit, dank zij de onheusche behandeling der bevolking aldaar.
Eerstens de veenboeren in wier land wij stonden te ploeteren, temidden van vuil en stof.
Er kon geen sigaartje, geen fleschje limonade af, neen, we waren maar soldaten.
Wel is er veel bier beloofd en andere versnaperingen, maar ontvangst nihil.
Tweedens eenige winkeliers, die op gruwelijke wijze het werkwoord plukken in toepassing brachten, b.v. 10 ct. voor een paar veters, 6 cent voor een ansicht-kaart.
Om kort te gaan, wij, de hulpbrengende militairen, werden op deerlijke wijze afgezet, doch wij hebben onzen plicht gedaan.
't Is jammer, dat de burgerbevolking aldaar zoo'n treurige indruk op ons heeft gemaakt, zoodat dit schrijven als een uiting van onze antipathie moet worden beschouwd.
De Hollandsche gastvrijheid schijnt hier nog niet te zijn doorgedrongen.
Gaarne wordt overname in vele couranten verzocht.
U, geachte Redactie, dankend voor de verleende plaatsruimte, teeken ik inmiddels,
Hoogachtend
G. JOH. VAN ROSSUM.
Korp. 3-III-12 R. I.
Millingen, 1 Juni '17.

05-06-1917

DE HAAGSCHE BRANDWEER.

's-Gravenhage, 5 Juni.
H. M. de Koningin bracht heden een bezoek aan de brandweerkazerne in de Prinsestraat, waar Zij zich door den leider van het blusschingswerk in de Drentsche venen, den eersten brandmeester Spoelstra uitvoerig liet inlichten omtrent de werkzaamheden der Haagsche Brandweer bij den Veenbrand.
De Koningin betuigde meermalen Hare bewondering voor het kranige werk der Haagsche Brandweer en liet zich de manschappen, die bij het blusschingswerk werkzaam zijn geweest door den heer Spoelstra, voorstellen.
De Koningin werd in de kazerne ontvangen door den burgemeester en den commandant der brandweer.

08-06-1917

NOG EENS: DE BURGEMEESTER VAN EMMEN.

Het Hbl. schrijft nog eens over dezen den laatsten tijd veel gecritiseerden burgemeester.
Hij doet zulks met de bedoeling iets goed te maken jegens hem.
Vooreerst dat het "telefoongesprek met den minister" niet blijkt te zijn gehouden met den minister zelf, maar met een der ambtenaren van het departement.
De omstanders waren echter in de meening, dat het de minister was en ook is zulks den burgemeester meegedeeld.
Over het bezoek van de Koningin erkent het blad, dat H. M. eerst niet voornemens was geweest een bezoek aan Emmen te brengen, zoodat de burgemeester niet vooraf bericht van dat bezoek had ontvangen.
Ten slotte de Haagsche brandweer.
De Haagsche brandmeester had uit Coevorden getelegrafeerd, dat hij over een paar uur te Emmen zou aankomen.
Echter blijkt dat telegram niet te zijn aangekomen en verkeerde de burgemeester ook in de meening, dat er alleen een stoomspuit, per spoor, zou komen.
Vandaar dat de burgemeester er niet was om de Haagsche brandweerlieden te ontvangen.
Echter, merkt het blad op, toen de spuit 's nachts aankwam, wist althans des burgemeesters zoon wèl, dat de spuit er was met de bemanning.
Eindelijk, aldus het blad, de burgemeester is een oud man, die 35 jaren loffelijk dienst als burgemeester van vershillende Drentsche gemeenten achter den rug heeft.
Vooral dit laatste vermelden wij gaarne.
Maar een gemeente als Emmen heeft een krachtigen, jongen man als burgemeester noodig en niet een die, als er op Zondag een veenbrand uitbreekt, die acht huizen in de asch legt, en waarnaar de Koningin op Donderdag gaat kijken, er op Vrijdag ook eens heengaat.
Dit is geen bewijs van groote activiteit.
De burgemeester heeft dan ook reeds eenigen tijd geleden te kennen gegeven 1 November a.s. geen herbenoeming te wenschen.
Tusschen de ontslag-aanvrage en den brand in de venen of het bezoek van de Koningin bestaat geen verband.
Naar het Nbl. v. Emmen meedeelt zal vermoedelijk door den burgemeester een aanklacht wegens smaad worden ingediend.
De Commissaris der Koningin heeft zijn afkeuring uitgesproken over de wijze waarop de burgemeester is behandeld.

19-06-1917

TURF

Bij den grooten veenbrand in Drente is een ontzaglijke partij turf verloren gegaan.
Er wordt nu met man en macht in die venen gewerkt, om de productie zoo hoog mogelijk op te voeren.
Het sterk drogende weer werkt krachtig mee.
Maar waarom doet onze regeering zulks ook niet? vraagt een Drentsche correspondent van het Hbl.
Hij zag in het veen vele hoopen niet te groote fabrieksturf.
Die turfhoopen zijn met een wit kruis gemerkt en reeds in September 1916 aangewezen voor de steenfabrieken.
Maar nog is niet alles afgehaald; de vervener wacht op geld en elken dag waarop de felle zomerzon er op losbrandt, splijt die turf en vermindert de waarde.
Misschien is niet alles noodig geweest.
Maar dan moet het verkoop-verbod nu toch kunnen worden opgeheven.
Want als haard-brand is die turf heel goed door particulieren te gebruiken.
Wat nog grooter last is, dat is het uitblijven van Regeeringsprijzen voor het komende winterseizoen.
Ieder jaar wordt reeds in Juni met de aflevering van de eerste droge turf en bagger begonnen.
En dat duurt voort tot in het najaar - van af September tot December - de beschikbare scheepsruimte voor 't vervoeren van veenkoloniale aardappels wordt opgeëischt.
Om daarna, bij open water, weder te beginnen.
Nu kan echter nog niet geladen worden, want er zijn geen prijzen vastgesteld.
Dat geeft straks last en ongerief en schade bovendien, omdat de nieuwe droge turf en bagger, wanneer ze al te lang aan de heete zomerzon blijft blootgesteld, in waarde vermindert.
Ze droogt uit, verbrokkelt en vermolmt.

26-06-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

Voor de slachtoffers van den veenbrand in Drente is tot heden toe ruim f 40.000 ingekomen.

28-06-1917

DE BRAND IN DE VENEN.

Beleefd nemen ondergeteekenden de vrijheid U eenige plaatsruimte te verzoeken voor het onderstaande.
Ontvang bij voorbaat onzen dank.
De in de gemeenten Odoorn en Emmen plaats gehad hebbende veenbrand is meermalen aanleiding geweest tot plaatsing van stukken in verschillende couranten.
Onder deze stukken zijn eenige geweest, waarin de houding van een deel der bevolking van de zoo geteisterde streken in minder gunstig daglicht werd geplaatst, speciaal omtrent het verleenen van hulp.
In eene vergadering van de steuncomité's Exloo, Valthe, Valthermond, Emmer-Compascuum, Nieuw Weerdinge en Weerdinge kwam dit punt ter sprake en werd het vermoeden uitgesproken, dat juist deze stukken aanleiding zouden kunnen geven tot het minder ruim vloeien van de gaven voor de slachtoffers van den brand.
Waar nu de genoemde comité's het bedroevend zouden vinden, dat juist de houding van eenige omstanders aanleiding zoude zijn, dat de te verleenen steun moet worden beperkt, hebben zij gemeend, onder de aandacht van het publiek te moeten brengen, dat door 't onthouden van steun niet wordt getroffen het onwillig deel der bevolking maar enkel en alleen de slachtoffers van den brand.
Waar de geleden schade groot is, zullen de comité's gaarne zien, dat vele landgenooten door het zenden van eene bijdrage blijk geven, zich op een beter standpunt te plaatsen, dan het bovenbedoelde deel der omstanders, dat niet tot het verleenen van hulp bereid was.
Exloo, Juni 1917.
Namens de Comité's voornoemd:
J. TER BORGH, Wethouder,
J. SMIT, Secretaris,
JELKE BOSCH, Lid van den Raad der gemeente Odoorn.
Overname van bovenstaande in andere bladen wordt beleefd verzocht.

17-07-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

Tegen eenige personen uit Odoorn, die, hoewel bevolen door den burgemeester, bij den veenbrand aldaar weigerden hulp te verleenen, is voor het kantongerecht te Emmen elk f 25 boete of 30 dagen hechtenisstraf geëischt.

17-08-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

De tijdens den veenbrand te Emmen en Odoorn afgebrande woningen zijn bijna alle al weder opgebouwd en opnieuw bewoond.

07-09-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

De wachtmeester J. Ruchtie, van Groningen, en de marechaussee S. Vogelzang, van Marum, die tijdens den veenbrand in Drente een aantal menschen het leven hebben gered, hebben daarvoor het gewone loffelijk getuigschrift voor menschlievend hulpbetoon ontvangen, benevens de wachtmeester de zilveren en de marechaussee de bronzen eerepenning.

18-09-1917

KORTE MEDEDEELINGEN.

Aan den heer C. v. d. Wal, burgemeester der gemeente Emmen, over wien in de dagen van den veenbrand in Drente nog al is geschreven, is thans op verzoek eervol ontslag verleend met de bijvoeging: "met dankbetuiging voor de langdurige diensten door hem als burgemeester van verschillende gemeenten bewezen".