Wapse 1923

WAPSE 1923

11-05-1923

MOORD.

MEPPEL, 11 Mei.
Hedenmorgen kwam men te Wapse, gemeente Diever, tot de ontdekking, dat de vrouw en het 1-jarig kind van A. Verlin (moet zijn Bellijn) vermoord waren.
De echtgenoot en vader is voortvluchtig.
De justitie stelt onderzoek in.
Nadere bijzonderheden ontbreken nog.

12-05-1923

DE MOORD TE WAPSE.

De "Mepp. Crt." meldt het volgende over dezen dubbelen moord:
Vrijdagmorgen hebben we het huisje opgezocht, een net, van witte steen opgetrokken boerenwoninkje, met riet gedekt.
't Werd bewaakt door twee veldwachters; natuurlijk werd niemand toegang verleend.
De veldwachters mochten ook geen enkele mededeeling doen.
We hebben toen een bezoek gebracht bij den op 200 pas afstand wonenden vader van Albert, den landbouwer Roelof Bellijn.
Deze, zijn vrouw, een jongere zoon Hilbert en een dochter waren natuurlijk zeer onder den indruk van het vreeselijke geval.
De vader deelde ons mede, dat de jonggehuwden oogenschijnlijk tevreden waren, wel was Albert in den laatsten tijd wat stil.
Het geheele jaar door, dat Albertje te Wittelte in het ouderlijk huis woonde, was Albert des Zondags derwaarts gegaan.
Voor zoover den ouders bekend, leefden ze met elkaar in de beste verstandhouding.
Wel was opgemerkt, dat Albertje met eenigen tegenzin het met 1 Mei gehuurde huisje ging betrekken.
't Was haar te klein, slechts een keuterijtje voor 1 koe, de geheele grootte was één bunder, en zij was het beter gewoon.
Albert was bezig zijn eigen nieuwe land op te knappen.
Was dat afgeloopen, dan zou hij in daghuur werken bij zijn vader.
Donderdagavond was de vader nog op bezoek geweest, om een kloekhen te brengen, die bij Albert op eieren werd gezet.
't Was den vader opgevallen, dat z'n schoondochter bijzonder stil was; ze heeft geen woord tot hem gesproken, maar overigens leek hem alles goed.
Hij heeft althans niets bijzonders opgemerkt.
Met zijn zoon sprak hij af, dat hij heden, Vrijdagochtend zou terug komen, om zijn zoon behulpzaam te zijn de varkens een ring op te zetten.
Volgens afspraak kwam de vader Vrijdagmorgen even over zes bij de woning van Albert.
Hij vond de zijdeur openstaan.
Hij stapte binnen, doch zag niemand.
Hij riep, maar niemand antwoordde.
Hij keek in de kamer, maar zag niets.
Daarop ging hij naar buiten in den tuin, meenende, dat Albert daar werkzaamheden verrichtte.
Toen hij ook daar niets zag keerde hij weer in huis terug en stapte de kamer binnen, zag op de tafel een paar brieven liggen, maar schonk daaraan geen aandacht.
Hij trad op de bedstede toe en zag het kindje.
Hij meende, dat het warm sliep en dekte het zorgvuldig toe.
Toen ging hij naar de tafel en - nieuwsgierig geworden - nam hij een der brieven op.
Hij las slechts een paar regels maar hij schrok geweldig.
Uit die paar regels begreep hij, dat er een misdaad moest hebben plaats gehad.
Aanstonds spoedde hij zich huiswaarts en deelde vrouw en zoon Hilbert z'n bevinding mede.
Het drietal ging nu aanstonds naar de woning van Albert.
Hilbert bevond spoedig dat het kindje dood was - vermoedelijk geworgd, althans geen enkel bloedspoor was te zien.
Daarop las ook hij in den bewusten brief.
Men besloot nu, dat de vader veldwachter Martijn zou waarschuwen, terwijl Hilbert zich naar het huis van een derden broeder, gehuwd met de zuster van Albert's vrouw en wonende te Diever, begaf.
Hij nam de brieven mede.
Daar besloot men de brieven ter hand te stellen aan den burgemeester.
Welke verschrikkelijke mededeelingen die brieven bevatten, weten we niet.
De danig overstuur zijnde familieleden hebben maar dat ééne er uit kunnen vasthouden, dat het kind vermoord was.
Zij vermoedden, dat Albert en zijn vrouw, na deze daad, samen gevlucht waren.
Ook de beide broers haastten zich naar Albert's woning terug.
Daar was inmiddels veldwachter Martijn aangekomen.
Deze onderzocht het kind, sloeg de dekens op en....... ontdekte, gehuld in de met bloed bevlekte lakens en dekens, het lijk van Albertje.
Bij verder onderzoek vond men in de schuur achter de woonkamer een stuk touw met strop opgehangen aan een der balken.
Een ladder was er naast geplaatst.
Vermoedelijk heeft Albert, toen hij tot de snoode daad was gekomen, zich zelf willen ophangen, maar heeft hij daartoe niet den moed gevonden.
Op tafel vond men een ledig jeneverglaasje .
Zeer waarschijnlijk heeft de man uit den alcohol moed geput.
Het bleek verder, dat hij de varkens dien ochtend nog gevoederd heeft, in de trog was nog melk: de koe was gemolken en in het land gelaten, terwijl de melkbus bij den weg was gezet.
De vraag rijst: heeft Albert pas daarna de daad bedreven.
Buren hebben hem vóór 6 uur gezien, haastig zich spoedend in de richting Doldersum.
Inmiddels was de dokter uit Diever te Wapse gekomen en had den dood der beide slachtoffers geconstateerd.
Allen, die we spraken, buren, kennissen, verzekerden ons, dat Albert zich steeds toonde een ijverig oppassend man, die zich nimmer te buiten ging.
Ook de vermoorde vrouw was een oppassende, flinke persoonlijkheid.
Hier is dus een duister geheim.
Wel werd er gefluisterd, dat, sinds de jonggehuwden in de nieuwe woning hun intrek hadden genomen, Albert niet wilde hebben dat zijn moeder veel aan z'n vrouw bracht als: spek, worst, enz.
Hij was er tegen, dat alles van de zijde van zijn familie werd aangebracht.
Het eenige, dat Jan, de broeder van Albert, stellig kon verzekeren, was, dat Albert den laatsten tijd buitengewoon stil was.
Er bestond dus een geheim verdriet.
De brieven, thans in handen der justitie zullen hier wel de gewenschte opheldering brengen.
De justitie uit Assen is 's middags te Wapse gearriveerd.
In een der brieven beklaagde Albert zich over de uiting zijner vrouw, dat zij niet met hem langer als man en vrouw wenschte te leven.

14-05-1923

DE MOORD TE WAPSE.

De moordenaar is gearresteerd.
De "Asser Crt." meldt er het volgende over:
Den geheelen middag, Vrijdag, heeft de politiemacht de omgeving afgezocht.
Toen men hoorde, dat de dader om 10 uur 's morgens nog in een café te Wateren was gezien, waar hij een kop koffie en een boterham had gebruikt, zonder dat men iets verdachts aan hem bemerkte, waagde men de veronderstelling, dat het mogelijk zijn zou, dat hij zich in die buurt ophield en dus zichzelf nog niet van kant had gemaakt.
Anderhalf uur had hij in genoemd café gezeten.
Toen was hij weer vertrokken.
Onmiddelijk zette de politie het onderzoek in die richting voort.
De bosschen werden overal doorzocht.
Als hij zich hier schuil hield, dan moest hij in de val loopen.
En hij liep in de val.
Opgejaagd als een wild dier, geheel omsingeld, zag hij blijkbaar geen uitweg meer en gelukte het de politie, die onvermoeid haar taak volbracht, om den dader gevangen te nemen.
't Was acht uur Vrijdagavond.
Na met het lijk van vrouw en kind geconfronteerd te zijn werd hij naar Dwingeloo overgebracht.
Niet het minste kon men aan hem bemerken, toen men hem aan het bed bracht, waar zijn beide slachtoffers lagen.
Koud stond hij er bij.
Hij heeft een volledige bekentenis afgelegd.
's Nachts om 1 uur heeft hij het schandelijk misdrijf gepleegd en eerst om half vijf 's morgens is hij de woning ontvlucht waar hij nog slechts enkele dagen met vrouw en kind een eigen huishouding gevormd had.
Uit de brieven, die hij vóór zijn ontvluchten geschreven heeft, blijkt verder nog, dat Albert zich er daarin over beklaagd heeft, dat zijn vrouw niet langer meer met hem als man en  vrouw wilde samen wonen.
Voorts wordt nog meegedeeld, dat Albertje, de jonge moeder, het bij haar ouders, die een eigen boerderij hebben, beter gewend was en dat zij zich op het kleine keuterboerderijtje met maar 1 koe en vier varkentjes niet heeft thuisgevoeld.
Buren wisten nog te vertellen, dat Albert, sinds het jonge paar in de nieuwe woning hun intrek had genomen, niet wilde hebben, dat zijn moeder, een goedaardig oud vrouwtje, maar steeds weer aan, spek en worst en verdere huishoudelijke artikelen bij hem bracht.
Hij wilde niet, dat alles alleen van zijn kant moest komen.
Er heeft dus al eenigen tijd iets bestaan wat den jongen man stil en teruggetrokken zijn deed.
Vermoedelijk heeft hij reeds geruimen tijd met het plan tot het plegen van dezen moord rondgeloopen, zonder dat het aan hem te bemerken was.
Waarschijnlijk, nadat hij zijn afgrijselijk misdrijf gepleegd had, heeft hij nog den moed gehad om de koe in het land te laten en te melken.
De varkens waren van voer voorzien en een melkbus was aan den kant van den weg gezet.
Zaterdagmorgen is de sectie op het lijk verricht.
Dit gebeurde door de doctoren A. L. van Eldik te Diever en D. Huyser van Reenen te Dwingeloo in het baanhuisje te Diever, waarnaar de beide lijken zijn overgebracht.
De moordenaar is te Assen binnengebracht.


05-06-1923

DRENTE.
ASSEN, 4 Juni.

In de zaak van Albert B., landbouwer te Wapse, verdacht van moord op zijn vrouw en kind, is rechtsingang verleend en de zaak naar de terechtziting verwezen.

14-07-1923

RECHTZAKEN.
DE MOORD TE WAPSE.

4 jaar geëischt.
Voor de rechtbank te Assen stond terecht Albert Bellijn, wegens doodslag in den nacht van 10 op 11 Mei j.l. op zijn vrouw, Albertje Wanningen en zijn zoontje van tien maanden te Wapse (gem. Diever).
Uit het verhoor is gebleken dat de echtelijke verhouding veel te wenschen liet.
B. Legde na zijn arrestatie op 12 Mei een volledige bekentenis af.
Het O.M. eischte 4 jaren gevangenisstraf.

28-07-1923

RECHTZAKEN.
DE MOORD TE WAPSE.

De arrondissements-rechtbank te Assen veroordeelde Albert Bellijn wegens doodslag op zijn vrouw en kind in den nacht van 5 Mei te Wapse tot zes jaren gevangenisstraf.
De eisch luidde vier jaren.

UIT HET ARCHIEF:

Huwelijk: Albert Bellijn en Albertje Wanningen  Diever 27 mei 1922
Geboren: Albert Bellijn    Westeinde (Dwingeloo) 10 augustus 1894
Geboren: Albertje Wanningen    Wittelte (Diever) 10 juni 1895

 

EEN REACTIE:

De dubbele moord in Wapse (Een waar verhaal, gebaseerd op een krantenbericht in het historisch archief van Diever, en mondelinge overlevering. Enkele weinig ter zake doende details zijn fictief.

Wapse, het buurtschap Veenhuizen, mei 1920.
Vrijdagochtend vroeg liep Roelof Bellijn de tweehonderd meter van zijn hoeve naar het keuterboerderijtje dat zijn zoon Albert en diens vrouw Albertje kortgeleden betrokken hadden.
De baanderdeuren stonden open.
Op de keukentafel lag een beschreven vel papier.
Bellijn boog zich over de bedstede en zag het hoofd van het slapende kindje.
Voorzichtig stopte hij het wat beter in en liep weer naar buiten.
De koe stond op het land en in de schuur lebberden de twee varkens uit de trog.
Bellijn ging de kamer weer in en bekeek het papier.
Het was een brief... wat stond daar nou... Roelof Bellijn trok wit weg, rende toen hijgend naar huis terug.
Hij vond zijn vrouw en zijn tweede zoon in de stal.
‘Hilbert, Geesie, ’t is mis bij Albert, gao ies mit!’
Gedrieën draafden ze naar de kleine boerderij.
In een paar stappen was Hilbert bij de bedstee en legde zijn hand op het kind... het was dood.
Martijn de veldwachter las de brief, liep naar de bedstede en sloeg het beddegoed terug.
Hoorbaar zoog hij zijn adem in.
Tussen bloeddoorweekte lakens lag onder het kinderlijkje het lichaam van Albertje.
Martijn draaide zich om naar Roelof en Hilbert die zwijgend toekeken.
‘Albert hef het edaon.
Het stiet in de brief, die mut hên de burgemeester.
Dan gao ik groot alarm slaon, wij moet zien hoe ow Albert te pakken kriegt.’
De vorige avond: Albert wilde zijn vrouw kussen toen hij het huis in kwam, maar Albertje weerde hem zoals gewoonlijk af.
Albert zuchtte.
Die ene keer op het Wapser feest in augustus eerverleden jaar had ze hem alles toegestaan, maar daarna had hij haar nooit meer mogen aanraken.
‘Ik mag verd.. nooit an joe koom.
Wij bint nou bij mekaore, maar ’t mak joe niks uut.
Ie haan net zo goed bij oen olde luu kun bliem.’
‘Ie heb geliek!’ snibde Albertje. ‘Ikke mit kiend in Wittelte en ie hier in Wapse.
Ik hoefe niet zo nuug hier te woon.’
‘Vien ie het zo beroerd hier op de boerderije?’
‘Boerderije! Iène koe op een buunder laand.
Nuum ie dat een boerderije.
Mien va, die hef een boerderije! Ie bin gewoon knecht bij oe va.
Wat een armoe. Ik heb ja gien cent in de buze.’
‘Albertie, meek oe niet zo drok. Het komp mettertied wel goêd, wij kunt zachies an wel ies ’n koe meer kop’n.
Wij zult goed veur oens kienti ezurg’n.’
Albertje sprong op, rukte de deur van de bedstee open, haalde het kind eruit dat begon te huilen en hield het op voor het gezicht van Albert.
‘Hebbe wij een kiend? Dacht ie dat? Kiekt dan toch! Liekt ’t op joe?’
Albert antwoordde niet.
‘ Ik zal ’t joe ook wel zegg’n, het is van een goeie boer’nvent uut Uffelte.
Hij hef ien keer bij mij ewest.
‘k Har te veule vertrouw’n in hum.
Hij har een andere meid, die wol hij niet in de steek laoten.
Toen hek maor niks meer ezegd, ook niet teg’n mien va en moe.
En daorum hek zo’n armoezaaier as joe etrouwd.
En nou weej d’r alles van.’
Even viel er een doodskille stilte.
Dan rukte Albert haar met een grauw het kind uit de armen.
‘Albert, wat goaj’ no doen? Nee Albert, niet doen, loat dat kiend mit rust, nee!!’
Ze pakten Albert op in de bossen bij Wateren.
Veel verzet bood hij niet.
Later zat hij in het politiebureau van Diever, voorovergebogen met zijn hoofd in zijn handen.
‘Waarumme hej dat toch edaon Albert?’ drong de veldwachter aan.
‘Dit had gien meinze van oe verwacht.’
Albert zuchtte.
‘Ze hef vanof begin edaon net of ik een idioot waar.
As de familie der bij was zat mit mij te smoez’n, maar ak mit heur alleen waar dan waar’n d’r moment’n dat ze mit
kiend veur mij stunt: dit kiend is niet van oe!
Gisteren weer.
‘k Waar zo hellig in de kop, ik haar mijzulf niet meer in de haand.
Ak dat jonk van die aander ewurgd har wol ze mij anvlieg’n.
Ik heb het broodmes gegreep’m, daor heb ik heur mit in de bust esteuk... heb ze in bedde elegd, en in de schure een
strop um de balke knopt... maor ik kun het niet.
Ik heurde koe beul’n, en bin hên buut’n egaon.
De varkens evoerd, die biesten kunt ook niet help’m.
Maor ik wol weg.
Toen hek die brief eschreem en bink weg egaon.
Stop mij no maor in ’t kesjort, ik zitte nog liever in ’t gevang as etrouwd ween mit zo’n wief’.
Albert Bellijn werd veroordeeld wegens doodslag.
Na zijn gevangenisstraf uitgezeten te hebben keerde hij terug naar zijn geboortestreek waar hij boerenknecht werd op hoeve De Adelshof, en waar hij de rest van zijn leven bleef wonen.
Hij ligt begraven op het kerkhof van Vledder.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb