Wildervank 1935

'

WILDERVANK 1935

15-06-1935

ROOFMOORD TE WILDERVANK?
EEN 69-JARIGE WEDUWNAAR SPOORLOOS VERDWENEN.
Zijn lijk hedenmorgen uit het Oosterdiep opgehaald.

Reeds eenige dagen - van Woensdag af - was het de buren opgevallen dat in het huis, bewoond door den alleenwonenden heer Kroeze aan het Oosterdiep, landzijde te Wildervank, de gordijnen waren neergelaten.
Daarom waarschuwde men Vrijdagmorgen de politie, die spoedig met den heer burgemeester ter plaatse was.
De deur bleek gesloten te zijn en voor het matglas in die deur hingen eenige kleedingstukken, waardoor men verhinderd was in de gang te zien.
Nadat de voordeur was geforceerd en men het huis binnentrad, ontdekte men een ware chaos.
Alle kasten waren overhoop gehaald en de brandkast was een eind weggesleept en midden in de kamer geopend.
Sporen van worsteling waren in het huis aanwezig.
Maar het vreemdste van het geval was, dat van den bewoner, den heer Kroeze, geen spoor was, ook niet, nadat het geheele huis en omgeving waren afgezocht.
Ook bleken alle grendels der deuren aan den binnenkant gesloten te zijn.
Daarom werd door den burgemeester de justitie en recherche te Groningen opgebeld, die 's middags om twee uur arriveerden en het onderzoek begonnen, onder leiding van den heer Off. van Justitie, mr. Rombach.
Eveneens werd de rijksveldwachter Went uit Haren ontboden met zijn politiehond, maar deze laatste kon geen lucht krijgen, zoodat deze dan ook spoedig weer vertrok.
Door de radio werd inmiddels de opsporing van den vermisten bewoner verzocht.
Evenwel zonder succes.
Den geheelen dag groepten heel wat menschen samen, die het gebeurde bespraken.
Nader meldt men ons, dat de heer Kroeze een ietwat zonderling heer was, ongeveer 69 jaar oud.
Hij was op de boeldagen een getrouw bezoeker, waar hij allerlei rariteiten en gouden en zilveren voorwerpen opkocht.
Beweerd wordt, dat het slachtoffer geld in huis zou hebben, doch veel zal dit waarschijnlijk niet zijn.

KROEZE's LIJK GEVONDEN.

Hedenmorgen heeft een van de politieagenten bij het dreggen in het Oosterdiep, Kroeze's lijk gevonden, niet ver van zijn woning verwijderd.
Naar wij vernemen waren de handen van het slachtoffer op den rug vastgebonden, terwijl een zwaar stuk ijzer - een koevoet - aan de armen was bevestigd.
Het lijk is direct door de politie in beslag genomen, in afwachting van de gerechtelijke schouwing.
Het Parket uit Groningen wordt hedenmorgen weer te Wildervank terugverwacht.
De veronderstelling wordt geopperd, dat Kroeze door de indringer(s) uit het huis is gelokt, waarna de misdaad zou hebben plaats gehad.
In de omgeving van het slachtoffer gaan de geruchten dat de dader zou behooren tot de bekenden van Kroeze.
Uiteraard waren deze niet talrijk.
Vreemde menschen kwamen nooit bij hem thuis.
Het is nu achteraf beschouwd wel eigenaardig dat toen Dinsdagavond een van Kroeze's kennissen bij hem aanklopte om een maaltje boontjes, - het slachtoffer hielp wel eens financieel en anderszins zijn vrienden - deze werd gezegd, maar eens terug te komen.
Vermoedelijk was de dader van de moord toen binnenhuis.
Ongeveer 5 meter van de woning van den verslagene ligt een scheepje.
De schipper heeft evenwel niets gemerkt van een worsteling en ook niets gehoord van een plons in het water.
Dat de moordenaar tot een van Kroeze's bekenden moet behooren, leidt men verder hier uit af, dat de hond van de buren, die buitengewoon waakzaam is, niet heeft aangeslagen, Dinsdagavond.
Met spanning volgt men in Wildervank het verloop van het politieonderzoek.

17-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
HET ONDERZOEK VOORTGEZET.

Den geheelen morgen heeft het onderzoek inzake den moord op den ouden heer Kroeze te Wildervank voortgeduurd.
Dit onderzoek stond onder leiding van mr. Rombach, Officier van Justitie bij de rechtbank te Groningen, bijgestaan door mr. baron Van Imhoff, subst.-officier.
Dr. Mieremet verrichtte vandaag in het lijkenhuisje van het nieuwe kerkhof de sectie.
De resultaten daarvan waren hedenmiddag om 2 uur nog niet bekend.
De Justitie zal vanavond het lijk vrij geven.
De teraardebestelling van het slachtoffer zal waarschijnlijk Donderdag plaats vinden.

18-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
ONDANKS HET UITGEBREIDE ONDERZOEK NOG GEEN LICHT.

Wildervank leeft dezer dagen in spanning.
Spanning rond het drama, dat zich in den nacht van Woensdag op Donderdag aan de landzijde van het Oosterdiep heeft voltrokken, den moord op den 69-jarigen alleenwonenden heer Kroeze.
Spanning rond de vraag, of het justitie en politie spoedig zal gelukken licht te brengen in deze misdaad, waarvan alles thans nog zoo duister lijkt.
Woensdagmiddag hebben buren den ouden man voor het laatst gezien.
Hij had toen bezoek van een buiten Wildervank wonend familielid, dat onverwacht dit bezoek kwam brengen.
Hij heeft den bezoeker nog een eindje weggebracht.
Aanvankelijk zijn aan dit bezoek vermoedens vastgeknoopt, omdat men niet onmiddellijk wist, wie dien middag de gast van den heer Kroeze was geweest.
Het is de justitie na enkele dagen zoeken gelukt dit uit te vinden, waarbij bleek, dat de bezoeker geheel moet worden uitgeschakeld.
Dan is er Zaterdagmiddag iemand uit Annerveenschekanaal in verhoor genomen, doch ook dit heeft niets opgeleverd.
Hij is na het verhoor onmiddellijk weer op vrije voeten gesteld.
Toen wij gistermiddag in Wildervank waren, was het onderzoek ter plaatse, in het huis van het slachtoffer van het afschuwelijk drama, in vollen gang.
Aanwezig waren onder meer de Officier van Justitie bij de Rechtbank te Groningen, mr. A. Rombach, de burgemeester van Wildervank, de heer D. P. Teenstra, de waarnemend Substituut-Officier, mr. A. W. baron van Imhoff, dr. Mieremet, die gisteren in het lijkenhuisje op het nieuwe kerkhof de sectie heeft verricht, en de inspecteur der Groningsche recherche, de heer F. Kraayenga.
Zooals reeds gemeld, werd, nadat de voordeur was geforceerd, in het huis een verschrikkelijke chaos gevonden, want alles was overhoop gehaald.
Het heeft enkele dagen werk gekost hierin orde te scheppen en alles na te zoeken, in de hoop iets te vinden, dat nadere aanwijzingen voor de oplossing van het drama zou kunnen geven.
Gistermiddag nog was men in de woning druk bezig alles te sorteeren.
Temeer tijdroovend is deze arbeid geweest, omdat de heer Kroeze een zeer groote verscheidenheid van voorwerpen in zijn huis had.
Hij was een eenigszins zonderling mensch, die de meest vreemdsoortige dingen opkocht.
Men behoeft slecht even in den tuin rond te kijken om tot de overtuiging te komen, dat hij een min of meer maniakale verzamelaar was van dingen, waarmee een ander geen raad zou hebben geweten.
In het voorste gedeelte ziet men bijvoorbeeld een afscheiding van de bekende met kettingen verbonden steenen paaltjes op een plaats, waar men die niet zou verwachten, verder een aantal beeldjes en een groote voorraad van materialen, graniet en andere steensoorten.
De moestuin, die daarachter ligt, is zeer ordelijk en verraadt dat de heer Kroeze een uitstekend tuinier is geweest.
Den geheelen middag heeft gisteren het onderzoek in de woning voortgeduurd, terwijl aan de overzijde van het kanaal, waaruit Zaterdagmorgen heel in de vroegte het lijk van het slachtoffer werd opgehaald, vlak voor zijn woning, groepjes nieuwsgierigen stonden, die de verrichtingen van Parket en politie met belangstelling gadesloegen.
Het is heel goed begrijpelijk, dat de bevolking zich afvraagt of het zal gelukken de daders - het lijkt er alleszins op, dat men in ieder geval met meer dan één dader te doen heeft - spoedig te vatten.
Het feit namelijk, dat deze moord is gepleegd in een woning, welke in een dicht bewoonde wijk staat en aan beide zijden begrensd is door andere woningen, werpt een schril licht op de brutaliteit, waarmee de daders zijn opgetreden.
Het is daarom te hopen, dat justitie en politie haar veelomvattende en moeilijke taak in deze zaak spoedig bekroond zullen zien met een volledige opheldering van het drama.

DE PERSOON VAN HET SLACHTOFFER.

Met welk een spanning men resultaten van het onderzoek afwacht en hoe vurig men hoopt, dat de oplossing op korten termijn zal worden gevonden, bleek ons tijdens een gesprek met een der naaste buren van het slachtoffer, den fabrieksarbeider J. Koetje, die evenals de geheele buurt nog diep onder den indruk van het gebeurde was.
Want al was de heer Kroeze een eenigszins zonderling mensch, ondanks zijn eigenaardigheden mocht men hem wel.
Koetje, die hem ongeveer drie jaar lang als buurman heeft meegemaakt, sprak met veel waardeering over hem.
De meeste menschen keken hem voor gierig aan, maar dat kwam, omdat hij alles wat hij vond mee naar huis nam.
Of het nu een takje was of eens stukje hout, hij raapte het op, want hij kon het altijd gebruiken.
Hij vond het jammer het te laten liggen, hij zei altijd, dat alles waarde had.
Hij was zuinig, maar niet gierig.
Want er kon geen koopman bij de deur komen, of hij kocht iets.
Hij droeg bijvoorbeeld nooit zelfbinders, maar als er een Chinees met zelfbinders kwam, dan kocht hij er vast een.
Hoewel hij wist, dat hij hem nooit zou dragen.
Het eigenaardige van hem was, dat hij altijd 's nachts in zijn tuin werkte.
Bijna nooit overdag, altijd 's nachts.
Hij kon best in het donker zien, ook het onkruid.
Wieden, de heg knippen, verven, alles deed hij in den nacht.
Men meende daardoor wel eens, dat hij geld in den tuin had verstopt.
Of de heer Kroeze gewoonlijk veel geld in huis had kon de heer Koetje niet zeggen.
Zooals men weet, zijn er officieel nog steeds geen mededeelingen gedaan omtrent eventueele vermissing van geldswaarden.
Hij was zeer voorzichtig met zijn geld, want hij vertrouwde eigenlijk niemand.
Hij moest al absoluut zeker zijn van een zaak, voor hij er iets in stak.
Zoodra het duister was, had hij alle deuren op slot en dan kwam er ook niemand in, een paar geregelde bezoekers uitgezonderd.
Als hij overdag nog eens in den tuin was, dan deed hij ook alles dicht en dan kwam er een bordje op de deur, waarop stond te lezen: "Ik ben op den tuin".
Hij sprak vaak over oorlogsgevaar en hij had het vaste plan om zichzelf een betonnen kelder te bouwen tegen gasaanvallen.
Daarvoor was ook al het materiaal, dat hij opkocht.
In den laatsten tijd probeerde de heer Kroeze, die sedert ongeveer vier jaren weduwnaar was, een huishoudster te krijgen.
Het bordje "Te huur", dat hij sinds geruimen tijd aan zijn woning had, was een der middelen, waardoor hij contact zocht met een candidate voor deze betrekking.
Want hij was heelemaal niet van plan het huis te verhuren, ook niet gedeeltelijk.
Koetje heeft den heer Kroeze Woensdagavond omstreeks negen uur voor het laatst gezien.
Om half elf was hij even buiten en hij hoorde toen in den tuin van zijn buurman iets ritselen.
Hij veronderstelde, dat het de heer Kroeze was.
Achteraf bekeken is de veronderstelling niet ongegrond, dat dit een van de daders is geweest.
Even later hoorde hij in de woning van den ouden man praten, maar ook dat was niets bijzonders, want deze kreeg wel eens vaker een laten prater.
Eerst Vrijdagmorgen hebben de buren argwaan opgevat, nadat ze in anderhalf dag niets van den heer Kroeze hadden gezien.
Dat de Donderdag daarover verloopen is, is niet zoo vreemd, omdat de heer Kroeze nu en dan eens een heelen dag wegging.
Hij liet zich er nooit over uit waarheen.
Als hij met de bus terugkwam, stapte hij in Veendam al uit, bang, dat de menschen er achter zouden komen.
Ondanks zijn bijna zeventig jaren was de heer Kroeze zeer flink, zooals Koetje vertelt.
Bang was hij niet.
En sterk!
Hij droeg een gewicht van 70 tot 75 K.G. net zoo slank als een jonge kerel.
Hij bezat een knuppel, dien hij wel eens liet zien en zei dan: "Toen ik nog in Vroomshoop woonde, joeg ik hiermee er over en als er hier iemand mij te na komt, doe ik dat weer".
Hij was niet bang, nog niet voor drie en zou zich door niemand ooit tot iets laten dwingen.
Hij had een onafhankelijke natuur en wilde zich aan niemand en niets gebonden voelen.
Deze mededeelingen over de kracht en den moed van het slachtoffer pleiten voor de juistheid van de veronderstelling, dat er meer dan één dader bij deze gruwelijke misdaad is betrokken.

18-06-1935

(advertentie)
MOORD TE WILDERVANK.

De officier van Justitie te Groningen looft f 300,-- (Driehonderd gulden) uit als belooning voor hem of haar die inlichtingen verschaft welke leiden tot ontdekking van den dader van den roofmoord in den nacht van 12 op 13 Juni op JAKOB KROEZE te WILDERVANK.

De Officier van Justitie:
A. ROMBACH.

18-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
DRIE VERDACHTEN AANGEHOUDEN.
ONDER WIE TWEE GRONINGERS.

Naar wij vernemen heeft het onderzoek in de zaak van den moord op den 69-jarigen heer Kroeze aan het Oosterdiep te Wildervank zware verdenking doen rijzen tegen een drietal personen, die in den afgeloopen nacht van hun bed zijn gelicht.
Twee van hen, G. en L. wonen te Groningen, de derde, een zekere K., is te Oude-Pekela woonachtig.
De verdachten zijn alle drie tusschen de 20 en 30 jaar oud.
G. woonde bij L. in huis.
Zij zijn op transport naar Wildervank gesteld, waar hedenmiddag de verhooren in verband met deze nieuwe phase van de zaak zijn begonnen.
Nadere inlichtingen omtrent de aanwijzingen, die tot de aanhoudingen hebben geleid, waren nog niet te verkrijgen, maar wel hebben we den indruk dat de justitie alle hoop heeft hiermee op den juisten weg te zijn.
Waardoor de hoop, die wij in een artikel over deze misdaad elders in dit blad uitspraken, zeer spoedig in vervulling zou zijn gegaan.

19-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
EEN DER DRIE AANGEHOUDENEN WEER VRIJGELATEN.
DE TWEE ANDEREN NAAR GRONINGEN.

Eén der aangehoudenen in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, waarin de Officier van Justitie thans een belooning van f 300 heeft uitgeloofd, de verdachte K. uit Oude-Pekela, is gisteravond na het verhoor in het Gemeentehuis te Wildervank onmiddelijk op vrije voeten gesteld.
Het verhoor heeft gisteren tot laat in den avond geduurd.
De beide Groningsche verdachten, L. en G., die ontkennen iets met den moord te hebben uit te staan, zijn hedenmiddag met den trein van half één op transport gesteld van Wildervank naar Groningen.
Hedenmiddag werden zij voor den Officier van Justitie geleid.
Naar wij vernemen berust het algemeen verspreide verhaal, dat één der verdachten in relatie staat met een vroegere huishoudster van het slachtoffer, op een fabeltje.
Van een dergelijke relatie is absoluut niets gebleken.
Verdere mededeelingen omtrent aanwijzingen tegen de verdachten en eventueele resultaten van de verhooren waren tot dusver niet te verkrijgen.
De teraardebestelling van het slachtoffer vindt morgenmiddag om 2 uur op het nieuwe kerkhof te Wildervank plaats.

20-06-1935

DE MOORD IN WILDERVANK.
OOK DE BEIDE GRONINGSCHE VERDACHTEN IN VRIJHEID GESTELD.

Het verhoor van de beide Groningsche verdachten in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, L. en G., dat gistermiddag op het Parket hier ter stede is voortgezet, heeft niet tot een resultaat geleid.
Nadat nog enkele verklaringen van de verdachten waren gecontroleerd, werden geen termen aanwezig gevonden hen nog langer vast te houden, waarop zij in den namiddag in vrijheid zijn gesteld.
Opnieuw een bewijs, dat de justitie in deze zaak, waarin geen stille getuigen zijn gevonden en men zelfs niet precies weet, wat er wordt vermist, voor een heel moeilijke taak staat.

21-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
DE BEGRAFENIS VAN HET SLACHTOFFER.

De teraardebestelling van het stoffelijk overschot van het slachtoffer heeft gistermiddag op de algemeene begraafplaats te Wildervank plaats gehad.
In het wachtgebouw was slechts een betrekkelijk klein getal familieleden, buren en deelnemende ingezetenen aanwezig om den overledene de laatste eer te bewijzen.
Bij de geopende groeve werd niet gesproken maar toen de kist gedekt was, werden door enkele neven nog enkele woorden van afscheid gezegd.
Een groote menigte nieuwsgierigen werd op het laatste oogenblik nog tot het kerkhof toegelaten.
Daarmee was deze droeve plechtigheid ten einde.

26-06-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
HET ONDERZOEK.

Het onderzoek in de moordzaak-Kroeze is gisteren den geheelen dag te Wildervank onder leiding van den waarnemend substituut-Officier van Justitie, mr. A. W. baron Van Imhoff voortgezet.
Een tweetal personen is gehoord, niet als verdachten, doch uitsluitend voor het geven van inlichtingen.
In dit verband is met hun volle instemming bij deze twee personen een huiszoeking gedaan.
Een en ander schijnt er op te wijzen, dat de Justitie een spoor in een bepaalde richting volgt.

28-06-1935

TE OUDE PEKELA IS EEN GROOTE SOM GELD GEVONDEN.
DE MOORD TE WILDERVANK HIERMEE IN VERBAND?

In een korenveld te Oude-Pekela is, verborgen in een ouden autoband, een groote som geld gevonden.
Omdat men dit in verband brengt met den moord te Wildervank heeft men oogenblikkelijk de autoriteiten gewaarschuwd, die een onderzoek instelden.
Tot dusver schijnt dit evenwel, naar wij vernamen geen positief resultaat te hebben opgeleverd.

29-06-1935

DE MOORDZAAK TE WILDERVANK.
EN DE AUTOBAND TE OUDE-PEKELA.

Voor eenige dagen is een zoo goed als nieuwe autoband, ter waarde van f 150, verdwenen uit de garage van de expeditiemaatschappij V. A. T. O. te Veendam.
Een zekere L. K. van Oude-Pekela heeft getracht deze autoband te verkoopen.
K. staat bij de justitie en ook bij de inwoners van Oude-Pekela niet gunstig bekend, zoodat hij schijnbaar bot ving.
Vermoedelijk heeft hij nu de band weggestopt (men dacht eerst dat een en ander in verband stond met de moordzaak te Wildervank), doch zooals wij gisteren reeds in een deel van onze editie meldden, er zat geen geld in.
K. is nu naar Veendam overgebracht en daar gearresteerd.
Wat de moordzaak betreft, vermoedelijk zal nog tot arrestatie van een tweetal personen uit Veendam worden overgegaan.

01-07-1935

INBRAKEN TE WILDERVANK OPGELOST?
Een tweetal arrestaties.

Zaterdagmiddag is te Wildervank gearresteerd een zekere K. S., wonende aan het Westerdiep.
Tegen dezen zijn zeer zware verdenkingen gerezen, dat hij met den reeds Vrijdagmiddag te Groningen ingesloten B. B., eveneens van Wildervank, zich zal hebben schuldig gemaakt aan de onlangs gepleegde inbraken in het voormalig distributiekantoot te Boven-Wildervank en in het kantoor der Coöp. Aardappelmeelfabriek Bareveld.
Naar wij vernemen zijn er voldoende aanwijzingen, dat men op goede gronden mag aannemen, dat de Justitie hier hoogstwaarschijnlijk de daders van genoemde inbraken te pakken heeft.

05-07-1935
EEN SPOOR IN WILDERVANK.
Een boor gevonden.

De politie heeft te Wildervank het gelukkige moment gehad een boor te vinden, welke zeer wel mogelijk dienst heeft gedaan bij het forceeren van een brandkast.
Na lang zoeken is het de politie gelukt, den ijzerwinkel in Veendam te vinden, waarin de boor gekocht is.
Tot zoover is dus het spoor goed.
Vermoedelijk zal een van de in voorloopige hechtenis bevindende personen worden geconfronteerd met den verkooper van de boor.
Als kooper is herkend een der zich in arrest bevindende personen, zekere B. te Wildervank.

06-07-1935

DE INBRAAK TE BAREVELD.
Een der aangehoudenen bekent en wijst een mededader aan.

De zich hier ter stede in arrest bevindende K. S. uit Wildervank heeft, naar wij vernemen, bekend de inbraak in de Coöp. Aardappelmeelfabriek in den nacht van 7 op 8 Juni te hebben gepleegd.
Als mededader heeft hij aangewezen B. Bl. uit Wildervank, die zich eveneens in verzekerde bewaring bevindt.
Waarschijnlijk heeft de boor, welke, als gemeld, te Wildervank aan het Westerdiep is gevonden, de justitie op het goede spoor gebracht.
Deze boor houdt geen verband met de moordzaak-Kroeze.
Deze week had de justitie wederom een bezoek aan Wildervank gebracht.
Zij bepaalde zich nu tot een heronderzoek in het huis van B. en daarna van diens tuin, die tot de spoorlijn loopt en achter het huis is gelegen.
Met spaden werd de grond doorzocht, zelfs de tuinbedden, met boonen beplant, moesten het ontgelden.

27-08-1935

GEDEELTELIJKE BEKENTENIS IN DE MOORDZAAK-KROEZE TE WILDERVANK.
Een der beide verdachten verklaart er bij betrokken te zijn geweest.

Er schijnt thans eenig licht te komen in den geheimzinnigen moord op den 69-jarigen ouden heer Kroeze te Wildervank, wiens lijk, waarop sporen van geweldpleging werden gevonden, in den vroegen ochtend van 15 Juni j.l. vlak vóór zijn woning uit het Oosterdiep werd gehaald.
Twee verdachten bevonden zich in arrest te Groningen, zekere B. B. en K. S., beiden wonende te Wildervank.
Gisteren heeft een van hen voor den Rechter-Commissaris, mr. Feitsma, een gedeeltelijke bekentenis afgelegd.
Hij heeft namelijk verklaard bij de moordzaak betrokken te zijn geweest.
In het belang van het onderzoek konden hieromtrent geen nadere bijzonderheden worden verstrekt.

***

B. en S., beiden werkloos, waren aanvankelijk aangehouden in verband met enkele inbraken in Wildervank en omgeving gepleegd.
In den nacht van 7 op 8 Juni werd ingebroken in de Coöp. Aardappelmeelfabriek te Bareveld.
In het begin van Juli bekende S. hieraan schuldig te zijn.
Als mede dader wees hij B. aan, die zich eveneens in verzekerde bewaring bevond.
Deze viel tenslotte ook door den mand.
Verder werden zij verdacht van de inbraak in het Distributie-gebouw te Wildervank, gepleegd in de tweede helft van Mei.
Zij verklaren hieraan onschuldig te zijn.
Naar aanleiding van de verhooren, die hun zijn afgenomen in verband met de moordzaak-Kroeze, is het Parket gisteren nogmaals in Wildervank geweest.

29-08-1935

DE MOORDZAAK-KROEZE TE WILDERVANK OPGELOST.
DE BEIDE AANGEHOUDENEN MOETEN DE DADERS ZIJN.
Gestolen geld in beslag genomen.

Het is de Gemeente-Politie te Wildervank gelukt nadere belangrijke verklaringen te verkrijgen omtrent den moord op den ouden heer Kroeze te Wildervank.
Het is gebleken dat een bedrag van omstreeks f 600 werd gestolen, welk bedrag reeds in beslag werd genomen.
De Justitie is er van overtuigd, dat de zaak geheel is opgelost en dat de reeds vroeger aangehoudenen B. B. en K. S. van Wildervank de daders zijn.
Uitvoeriger mededeelingen zijn spoedig te verwachten.

***

Zooals men zich zal herinneren, was het voor de Justitie aanvankelijk uiterst moeilijk uit te maken, wat er na den moord precies werd vermist, al zullen ongetwijfeld ook in het eerste begin van de zaak vermoedens hebben bestaan.
De gemeente-politie van Wildervank heeft een mooi succes kunnen boeken; zooals uit het bericht duidelijk blijkt, is aan haar de gunstige wending in de zaak, waarover in het huidige stadium nog geen nadere officieele inlichtingen konden worden verstrekt, te danken.
De beide verdachten zijn gistermiddag verhoord, toen bleef een van hen bij zijn gedeeltelijke bekentenis, welke inhoudt, dat hij wel bij den diefstal betrokken was, maar dat hij niet schuldig is aan den moord op den heer Kroeze.
De andere verdachte ontkende alle schuld.
Tot hedenmiddag waren de verdachten na de belangrijke verdere onthullingen nog niet verhoord.
Het blijkt wel vast te staan, dat ontkennen hun weinig zal baten, de mededeeling van de Justitie aan het begin van dit bericht laat daaromtrent geen twijfel over.

30-08-1935

DE OPLOSSING VAN DEN MOORD TE WILDERVANK.
EEN DER BEIDE AANGEHOUDENEN HEEFT VOLLEDIG BEKEND.
De daders zijn op afschuwwekkende wijze te werk gegaan.

De bewijzen tegen de twee aangehouden verdachten in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, de 33-jarige K. Sterenborg en de 27-jarige B. Bloem, beiden werkloos en aldaar wonende, hebben zich, zooals gemeld, in de laatste dagen meer en meer opgestapeld.
Het resultaat daarvan is geweest, dat een van hen, S., gistermiddag volledig heeft bekend.
B. is nadien nog niet weer gehoord.
Nu de misdaad in haar geheel is gereconstrueerd, blijkt, welk een belangrijke arrestatie hier is verricht.
De manier, waarop het tweetal den overval op den ouden heer Kroeze heeft gepleegd, wijst op een uiterst misdadigen aanleg bij beiden.
Met het geld, dat dit misdrijf zou opleveren, wilden zij zich de hulpmiddelen verschaffen om nog groote misdaden te plegen.
Daarbij stond een aanslag op den gemeente-veldwachter Koster op het programma.
Voor Justitie en politie, die hier voor een zeer moeilijk probleem stonden, is de oplossing van de moordzaak-Kroeze een prachtig succes.
Het onderzoek is steeds met taaie volhardendheid voortgezet en mede dank zij de uitstekende samenwerking is men tot de ontknooping gekomen.
De beide daders zijn gehuwd.
Sterenborg heeft enkele kinderen, Bloem één.

TWEE INBRAKEN.

Nadat het aan B. B. en K. S. gelukt was op 21 Mei 1935 een inbraak te plegen in het gebouw van de Arbeidsbemiddeling te Wildervank, waarbij circa f 160 werd buitgemaakt, volgde in den nacht van 7 op 8 Juni een brutaler staaltje hunner misdadigheid.
In het kantoorgebouw der Aardappelmeelfabriek "Bareveld", gemeente Wildervank, zijn beiden door het uitsnijden van een raam gemaskerd binnengedrongen.
De fabriek op 15 Meter afstand van het lokaal gelegen, was in volle werking.
Lichten waren ontstoken en arbeiders liepen rond.
In een kamer achter het kantoorlokaal sliep de familie van den concierge, die echter door het lawaai der fabrieksmotoren niets bijzonders heeft gehoord.
De daders hadden een ijzerboor bij zich en trachtten de brandkast te forceeren.
Deze bleek harder dan de boor en men moest het bij een poging laten.

HET PLAN VAN DEN OVERVAL OP KROEZE.

Nu dit mislukt was, moest er spoedig een nieuw misdrijf volgen om hen weer aan geld te helpen.
Hiervoor werd het plan beraamd de brandkast te plunderen bij den ouden heer Kroeze te Wildervank, van wien verteld werd, dat hij er warmpjes in zat.
B. woonde in de onmiddelijke nabijheid van Kroeze en kende de situatie.
Hij zou wel binnen gelaten worden en dan daar wachten tot S. zich meldde om daarna samen Kroeze te overrompelen en vervolgens rustig het huis te doorzoeken.

B. ging pootboontjes halen.

In den avond van Woensdag 12 Juni, omstreeks half negen, ging B. naar Kroeze, onder het voorwendsel wat pootboontjes te komen halen.
De oude man begon deze voor B. te doppen, waarbij B. hem meehielp.
De tijd verstreek en op het afgesproken uur - half elf - klopte S. aan de achterdeur.
Kroeze begreep niet, wie daar zoo laat nog was, doch B. liet hem de deur openen.
"Ik ben toch bij je", zei B. geruststellend.
Toen de deur opengedaan werd, stond S. gemaskerd, met een revolver in de hand voor hem.

DE MOORD.

De revolver was niet geladen, doch diende slechts om Kroeze 'n oogenblik te doen weifelen.
Hierop sprong B. op Kroeze en worgde hem.
Nu werd den ouden man een prop in den mond gedaan en voor alle zekerheid gebonden.
De daders doorzochten daarop het geheele huis, doch vonden geen geld, noch sleutels van de brandkast.
Deze stond onder de trap, zij sleepten haar mee naar de kamer om rustiger te kunnen werken.

Op zoek naar een koevoet.

De meegenomen steekbeitel en het daar gevonden breekijzer waren niet voldoende om de brandkast te forceeren.
De daders sloten toen het huis af en wandelden naar de ter plaatse staande kalkfabriek van Wortman, waar B. wel gewerkt had.
Hij wist daar een koevoet te vinden, waarmee men terug ging naar de plaats des misdrijfs.
Nu kon de brandkast geforceerd worden.
Een portefeuille met f 700.-- papiergeld was de buit.
B. en S. bevestigden daarop de koevoet aan het gebonden lijk van Kroeze en droegen het naar buiten, waar B. het in het Oosterdiep liet verdwijnen.

met rustige zekerheid......

Alle deuren werden daarna zorgvuldig gesloten, terwijl B. de sleutel bij zich stak.
Hij verwachtte, dat de eerste veertien dagen nog niets zou blijken en wilde de volgende dagen terugkomen om te zien of mogelijk nog iets anders van hun gading daar aanwezig was.
Met het geld, dat inmiddels in beslag is genomen, wilden zij inbrekerswerktuigen en wapens koopen om andere, nog grootere misdrijven te plegen.

EEN AANSLAG OP VELDWACHTER KOSTER BERAAMD.

Men had reeds meer inbraken besproken.
Echter zou B. eerst gemeente-veldwachter Koster neerschieten, aangezien deze in die omgeving "te lastig" werd.
Door goede samenwerking van gemeente-politie, marechaussee en deskundigen zijn deze misdaden opgelost.
Helaas, nadat reeds een mensch was gevallen, doch voordat de maatschappij opnieuw gevaar liep.

Een rehabilitatie.

Tenslotte kan worden gemeld, dat B., voordat hij werd gearresteerd, zeer bezwarende verklaringen aflegde tegen Kroeze's buurman Koetje.
Zooals men zich zal herinneren hebben wij na de moord met Koetje een onderhoud gehad.
De beschuldigingen zijn onwaar gebleken.
Bij Koetje is indertijd door de Justitie een huiszoeking verricht.
Het is echter gebleken, dat Koetje aan deze zaak geheel onschuldig is en dat de voor hem wel zeer grievende huiszoeking door de misdadige brutaliteit van den dader B. B. is uitgelokt.
De Justitie wil hier uitdrukkelijk op wijzen om Koetje geheel te rehabiliteeren.
De verdachte K. S. heeft gistermiddag een volledige bekentenis afgelegd.

31-08-1935

TWEEDE VERDACHTE IN DE MOORDZAAK-KROEZE BEKENT OOK.
Hij geeft toe het slachtoffer om het leven te hebben gebracht.

Gisteravond heeft de tweede verdachte in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, Bloem, eveneens een volledige bekentenis afgelegd.
Zooals wij in de uitvoerige reconstructie van het drama in ons blad van gisteren hebben gemeld, had volgens de bekentenis van Sterenborg zijn mededader den ouden heer Kroeze om het leven gebracht.
Bloem heeft thans deze afschuwelijke daad toegegeven.
Hij heeft verklaard, dat hij zijn vingers in de keel van het slachtoffer heeft geduwd en dit zoolang heeft gedaan, totdat Kroeze gestikt was.

05-09-1935

DE MOORDZAAK-KROEZE.
Behandeling waaschijnlijk eind October.

Naar wij vernemen, zal de instructie tegen de verdachten K. S. en B. B. in de moordzaak-Kroeze te Wildervank binnen enkele dagen worden gesloten.
De openbare behandeling zal zeer waarschijnlijk eind October plaats hebben.

04-10-1935

DE MOORDZAAK-KROEZE.
De verdedigers.

Naar wij vernemen zijn aan de verdachten in de moordzaak-Kroeze te Wildervank als verdedigers toegevoegd mr. M. Koppius voor verdachte B. B. en mr. J. Siertsema voor verdachte K. S.
Voor mr. Koppius zal mr. P. Dorhout de verdediging waarnemen.

10-10-1935

DE MOORDZAAK-KROEZE.
De datum der behandeling.

Naar wij vernemen zal de Groningsche rechtbank Donderdag 31 October a.s. de zaak behandelen tegen de gedetineerden B. B. en K. S. uit Wildervank, beschuldigd van moord op den 69-jarigen heer Kroeze, aldaar, gepleegd in den nacht van 14 op 15 Juni van dit jaar.
De zitting zal des morgens om 10 uur een aanvang nemen.

19-10-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
Aan beide verdachten het misdrijf van moord ten laste gelegd.

Naar wij vernemen heeft in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, welke Donderdag 31 Oct. voor de Rechtbank te Groningen zal worden behandeld, de Officier van Justitie, mr. A. M. baron van Imhoff, den verdachten Bouwe Bloem, geboren te Gieten, 30 Juni 1908, arbeider, wonende te Wildervank, en Klaas Sterenborg, geboren te Wildervank, 8 December 1901, arbeider te Wildervank, beiden thans gedetineerd, ten laste gelegd, dat zij in den avond en nacht van 12 op 13 Juni te Wildervank tezamen en in vereeniging opzettelijk en met voorbedachten rade Jacob Kroeze van het leven hebben beroofd, zulks met het oogmerk om en diefstal, dien zij na, tegelijkertijd, met of voor dit misdrijf van opzettelijke levensberooving hebben gepleegd voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heeterdaad, aan zich zelven straffeloosheid te verzekeren.
De dagvaarding beschrijft de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd als volgt:
Verdachten hebben op de aan voornoemden avond en nacht voorafgaande dagen in kalm onderling overleg het voornemen opgevat, het plan gevormd en het besluit genomen tot voornoemden moord en diefstal.
Ter uitvoering van dit door hen beraamde misdrijf heeft verdachte Bloem zich begeven in de woning van Kroeze en aldaar in gezelschap van Kroeze de komst afgewacht van verdachte Sterenborg, die eveneens ter uitvoering van het beraamde misdrijf, toen het donker geworden was, zich aan die woning heeft aangemeld, en, toen hij opengedaan was, terstond een revolver op Kroeze heeft gericht gehouden.
Onmiddelijk daarop heeft verdachte Bloem of hebben beide verdachten tezamen Kroeze aangegrepen en op den grond geworpen.
Vervolgens heeft verdachte Bloem of beide verdachten tezamen Kroeze met kracht vastgehouden en heeft verdachte Bloem Kroeze met geweld bij de keel gegrepen en hem de hand tegen of in den mond gedrukt en aldus Kroeze eenigen tijd vastgehouden.
Daarna heeft een der verdachten Kroeze, teneinde hem de ademhaling te beletten, een zakdoek in den mond gestopt, die verdachte Sterenborg, hetzij zelf daartoe heeft aangewend, hetzij aan verdachte Bloem daartoe heeft verstrekt op diens daartoe gedaan verzoek.
Daarop hebben verdachten gezamenlijk of wel één hunner de voeten van hun slachtoffer met touw stevig aan elkaar vastgebonden en eveneens de handen, waarna zij Kroeze op den grond hebben laten liggen.
Eenigen tijd later hebben zij gezamelijk, nadat een zwaar stuk ijzer aan het lichaam van Kroeze was verbonden, Kroeze het huis uitgedragen en in het nabijgelegen Oosterdiep neergelaten, waar hij gezonken is.
Voornoemde handelingen, die den dood van Kroeze tengevolge hebben gehad, hebben verdachten gepleegd met het oogmerk om hem van het leven te berooven en na te noemen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heeterdaad aan zichzelven straffeloosheid te verzekeren.
Onmiddelijk na, voor, of tijdens het plegen van den moord hebben zij tezamen en in vereeniging de brandkast van Kroeze opengebroken en daaruit tezamen en in vereeniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weggenomen bankbiljetten van een gezamelijke waarde van omstreeks 710 gulden, toebehoorende aan anderen dan aan hen verdachten.

DE GETUIGEN.

In deze zaak zijn zeven getuigen gedagvaard en wel:
F. Kraaijenga, Inspecteur van Politie te Groningen, tevens als deskundige.
Ch. W. G. Mieremet, arts, patholoog-anatoom te Groningen, tevens als deskundige.
J. Fr. Koster, gemeente-veldwachter te Wildervank.
J. van der Ploeg, gemeente-veldwachter te Wildervank.
J. Koetje, chauffeur te Wildervank.
F. Reiniger, echtgenoote van Klaas Sterenborg, wonende te Wildervank.
H. Waalkens, leeraar aan de Ambachtsschool, wonende te Wildervank.

31-10-1935

DE MOORD TE WILDERVANK
voor de
GRONINGSCHE RECHTBANK

De Officier vraagt levenslange gevangenisstraf voor beide verdachten.

De moord op den 69-jarigen heer Kroeze te Wildervank ligt in al zijn afschrikwekkendheid ieder nog versch in het geheugen, want al werd dit misdrijf in den nacht van 12 op 13 Juni van dit jaar gepleegd, het is nog slechts twee maanden geleden, dat een volledige reconstructie van het drama kon worden gegeven, dank zij de bekentenis van één der beide aangehouden verdachten.
Toen bleek, dat men hier met een zeer geraffineerd opgezette misdaad te doen had en dat men met de aanhouding der daders de maatschappij behoed had voor verdere misdrijven, welke zij in voorbereiding hadden en waarvan de gevaarlijkste was de aanslag op een gemeente-veldwachter.
Justitie en politie hebben in dit drama aanvankelijk voor onoplosbaar schijnende raadselen gestaan, doch, eenmaal op het goede spoor, hebben zij met uiterste toepassing en taaie volharding het net steeds strakker om de beide verdachten, die wegens een tweetal inbraken reeds in verzekerde bewaring zaten, getrokken, totdat de verzamelde bewijzen, in het opbouwen waarvan de gemeente-politie van Wildervank een zeer belangrijk aandeel heeft gehad, zoo overtuigend waren, dat de aangehoudenen door de mand vielen.
De rechtbank te Groningen heeft in haar zitting hedenmorgen de zaak tegen de beide verdachten, den 33-jarigen Klaas Sterenborg en den 27-jarigen Bouwe Bloem, beiden uit Wildervank, beschuldigd van moord, behandeld.

DE DAGVAARDING.

Enkele weken geleden gaven wij een volledige publicatie van de dagvaarding, waarvan wij thans de tenlastelegging nog eens laten volgen.
De Officier van Justitie, mr. A. W. baron van Imhoff, had den verdachten Bouwe Bloem, geboren te Gieten, 30 Juni 1908, arbeider, wonende te Wildervank, en Klaas Sterenborg, geboren te Wildervank, 8 December 1901, arbeider te Wildervank, beiden thans gedetineerd, ten laste gelegd:
dat zij in den avond en nacht van 12 op 13 Juni 1935 te Wildervank tezamen en in vereeniging opzettelijk en met voorbedachten rade Jacob Kroeze van het leven hebben beroofd, zulks met het oogmerk om den diefstal, dien zij na, tegelijkertijd met of vóór dit misdrijf van opzettelijke levensberooving hebben gepleegd; voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heeterdaad, aan zich zelven straffeloosheid te verzekeren.
Verder beschrijft de dagvaarding de wijze, waarop en de omstandigheden, waaronder het misdrijf is gepleegd.

DE RECONSTRUCTIE.

Wij geven hier ter oriëntatie in het kort de reconstructie van het misdrijf, zooals die na de eerste bekentenis, welke van Sterenborg kwam, bekend werd.
B. en S. hadden 21 Mei een inbraak gepleegd in het gebouw van de Arbeidsbemiddeling te Wildervank, waarop zij in den nacht van 7 op 8 Juni een brutaler stukje lieten volgen door in het kantoorgebouw der Aardappelmeelfabriek "Bareveld" binnen te dringen.
De fabriek was toen in volle werking, zoodat bij deze inbraak de kans op ontdekking zeer groot was.
Het mislukte hun hier hun plan, het forceeren van de brandkast, te volvoeren en dit is den ouden heer Kroeze noodlottig geworden.
Er moest namelijk toen een nieuw misdrijf op touw worden gezet om aan geld voor nog "grootschere" inbraken te komen.
Zij wisten, dat Kroeze wel geld had en bovendien kende B., die dicht bij dezen woonde, de situatie in de woning van den geheel alleen wonenden ouden man.
B. was er van overtuigd, dat Kroeze hem als buurman zou binnen laten, ondanks het feit, dat de oude man zeer wantrouwend was en zijn deuren vooral bij avond voor vrijwel iedereen gesloten hield.
In den avond van Woensdag 12 Juni, omstreeks half negen, ging B. naar de woning van Kroeze en vroeg dezen om wat pootboontjes.
Zooals B. had verondersteld, was Kroeze onmiddelijk bereid het gevraagde te geven.
B. stapte mee naar de voorkamer, waar Kroeze de boontjes begon te doppen, bij welk werk B. hem de behulpzame hand bood.
Op het afgesproken tijdstip - half elf - klopte S. aan de achterdeur.
B. liet Kroeze, die aanvankelijk een oogenblik aarzelde, waarop B. hem geruststelde met de woorden: "Ik ben toch bij je", de deur opendoen.
S. stond gemaskerd en met een ongeladen revolver in de hand er voor.
De revolver diende om Kroeze even te doen weifelen en hiervan maakte B. gebruik hun slachtoffer bij de keel te grijpen en hem te worgen.
Voor alle zekerheid bonden zij den ouden man en duwden hem een prop in den mond.
Na deze afgrijselijke daad zijn beide mannen rustig het huis gaan doorzoeken.
Hun werktuigen waren niet sterk genoeg om de brandkast te forceeren, zij wandelden daarom naar de kalkfabriek van Wortman, waar B. vroeger gewerkt had en die op eenigen afstand van de woning van Kroeze staat.
B. wist daar een koevoet te vinden.
Met behulp daarvan braken zij de brandkast open en haalden er een portefeuille, inhoudende een bedrag van f 700.-- aan papiergeld, uit.
Zij bezwaarden daarop het lijk van Kroeze met den koevoet, droegen het lichaam naar buiten, waar B. het voor de woning in het Oosterdiep liet glijden.
Vervolgens sloten zij alle deuren van het huis, terwijl B. den sleutel bij zich stak.
De daders waren van plan spoedig terug te komen om te zien of er nog meer van hun gading aanwezig was.
Zij waren er van overtuigd, dat de moord minstens veertien dagen onontdekt zou blijven.
Het gestolen geld wilden zij gebruiken voor het aanschaffen van wapenen en inbrekerswerktuigen, welke hun bij inbraken van grooter formaat te pas zouden komen.
B. wilde eerst echter den gemeente-veldwachter van Wildervank, J. F. Koster, neerschieten, omdat die hun "te lastig" werd.
Gelukkig hebben de activiteit en de prachtig sluitende samenwerking van deskundigen, gemeente-politie en marechaussee de plannen van deze beide misdadigers, aan wie één menschenleven reeds ten offer was gevallen, verijdeld.
De jongste der beide verdachten, Bloem, legde 30 Augustus, een dag nadat zijn mededader Sterenborg voor de overstelpende bewijzen was bezweken, een volledige bekentenis af.

DE BEHANDELING DER ZAAK.

Hedenmorgen omstreeks tien uur nam, nadat de President de vonnissen van de zaken, welke de vorige week hebben gediend, had uitgesproken en de Rechtbank met een tweetal andere strafzaken gereed was gekomen, de behandeling van de moordzaak te Wildervank een aanvang.

DE SAMENSTELLING DER RECHTBANK.

De Rechtbank was als volgt samengesteld:
PRESIDENT: Mr. B. P. Enklaar.
RECHTERS: Dr. J. G. A. Kattenbusch en mr. C. J. J. W. van Groeningen.
GRIFFIER: Mr. W. G. Wiemann.
OFFICIER VAN JUSTITIE: Mr. A. W. Baron van Imhoff.
VERDEDIGERS: Aan verdachte Sterenborg is toegevoegd mr. J. Siertsema, aan Bloem, mr. P. Dorhout.
Achter de Rechtbank namen plaats de verschillende andere leden van Rechtbank en Parket, onder wie mr J. Feitsma, die de instructie in deze zaak had.

DE BELANGSTELLING.

De belangstelling voor de zaak was zeer groot.
De eerste candidaten voor een staanplaatsje op de weinig ruimte biedende publieke tribune, waren hedenmorgen om half zeven reeds op hun post in de Oude Boteringestraat.
In de zaal was het getal beschikbare plaatsen zooveel mogelijk uitgebreid.
Prof. Vrij woonde met de juridische studenten de zitting bij, terwijl verder de hoofdcommissaris van politie, de heer J. J. Tonckens, de hoofd-inspecteur J. J. Kruizinga en inspecteur Mansens met een aantal politie-agenten aanwezig waren.

HET FORMEELE BEGIN.

De beide verdachten worden, nadat de Rechtbank zitting heeft genomen, tusschen veldwachters binnengeleid.
Nadat de President hun namen heeft voorgelezen, nemen zij, ieder een veldwachter naast zich, op de beklaagdenbank plaats.
De Officier leest de dagvaarding voor, waarna de deskundigen worden beëedigd.

DE GETUIGEN.

Zeven getuigen zijn gedagvaard, namelijk:
F. Kraaijenga, Inspecteur van Politie te Groningen, tevens als deskundige;
Ch. W. G. Mieremet, arts, patholoog-anatoom te Groningen, tevens als deskundige;
J. F. Koster, gemeente-veldwachter te Wildervank;
J. van der Ploeg, gemeente-veldwachter te Wildervank;
J. Koetje, chauffeur te Wildervank;
F. Reiniger, echtgenoote van verdachte Sterenborg;
H. Waalkens, leeraar aan de Ambachtsschool, Wildervank.
Als getuige à décharge is door de verdediging gedagvaard Albertje Bosma.

HET GETUIGENVERHOOR.

De eerste getuige is veldwachter Koster.
Voordat de PRESIDENT met het verhoor begint, brengt hij hulde aan het prachtige werk der gemeente-politie van Wildervank in deze zaak.
De veldwachter vertelt, hoe hij in het huis van Kroeze een chaos had gevonden en vervolgens hoe het lijk van het slachtoffer werd gevonden.
Bij Sterenborg heeft hij het geld, ongeveer f 600.-- in beslag genomen.
VERDACHTE S. maakt even een onduidelijke opmerking over het bedrag, doch later vereenigt hij zich met de verklaringen van den veldwachter.
Veldwachter VAN DER PLOEG krijgt eveneens een woord van hulde van den president te hooren.
Zijn verklaringen worden als voorgelezen beschouwd.

INSPECTEUR KRAAIJENGA GETUIGT.

Ook inspecteur KRAAIJENGA, de eerste deskundige, heeft lof in ontvangst te nemen.
Bij het onderzoek viel hem direct een touw, dat op den grond in de woonkamer lag, op.
Verder lagen boonen op de vloer verspreid.
De ramen waren afgedekt met triplex-platen.
PRESIDENT (tot verdachte B.): - Had jij die er neer gezet, Bloem?
VERDACHTE: - Ja.
PRESIDENT: - Waarom?
VERDACHTE (stotterend): - Voor het .... eh .... zien.
PRESIDENT: - Dus om het licht af te sluiten, zoodat jullie ongestoord je gang konden gaan.
Aan de hand van de verschillende foto's, die de heer Kraaijenga heeft genomen, gaat de President de situatie in de woning na en den toestand, waarin het lijk werd gevonden.

DE TWEEDE DESKUNDIGE.

Dr. MIEREMET, wiens voortreffelijk rapport de President prijst, verklaart, dat hij bij Kroeze geen ziekteverschijnselen heeft ontdekt.
De beenen en polsen waren stevig met koord gebonden.
Deze omwikkeling was kennelijk niet bij den levenden persoon aangebracht.
De metalen staaf was met staaldraad aan het lichaam bevestigd.
Enkele bloedingen wezen op verstikking.
Er was niets, dat op verdrinking duidde.
Met vrij groote stelligheid durft de deskundige te verklaren, dat Kroeze niet levend in het water is geworpen.
De verstikking moet zijn geschied op een wijze, welke geen verwondingen achterlaat.
VERDACHTEN hebben op deze verklaringen niets te zeggen.

BELANGRIJKE VERKLARINGEN VAN DEN BUURMAN.

De President bindt den volgenden getuige, J. KOETJE, met nadruk op het hart niets dan de waarheid te spreken.
Hij was de buurman van Kroeze.
PRESIDENT: - U bent den bewusten avond thuis geweest? Hebt u iets gehoord.
GETUIGE: - Ik dacht iets te hooren. Ik deed net alsof ik naar bed ging, deed het licht uit en sloop naar buiten. Ik hoorde geritsel en was toen gerustgesteld, want ik meende dat Kroeze in den tuin bezig was.
PRESIDENT: - U hoorde de stem van Bloem?
GETUIGE: - Ja. Omstreeks elf uur.
PRESIDENT: - Je dacht, dat Kroeze hem aan de praat hield.
GETUIGE: - Ja, dat kon hij wel.
PRESIDENT: - Je zag Bloem niet weggaan?
GETUIGE: - Nee.
PRESIDENT: - Den volgenden dag kwam Bloem in Veendam bij je in de auto zitten. Deed hij dat wel vaker?
GETUIGE: - Nee. Het gesprek kwam zoo op Kroeze. Ik zei, dat bij hem thans alles gesloten was. We spraken af 's avonds eens te kijken.
PRESIDENT: - Dat was Donderdag. Jullie zijn er samen heengegaan.
GETUIGE: - Ja. Het viel me op, dat de gordijnen op een bloem hingen.
PRESIDENT: - Dat was vreemd, hè, want Kroeze hield van bloemen, is 't niet.
GETUIGE: - Ja. Ik heb later nog met meneer Waalkens gesproken.
PRESIDENT: - Was Bloem daarbij?
GETUIGE: - Ja. Hij kwam den volgenden dag terug. Toen ik hem later over de misdaad sprak, begonnen plotseling zijn oogen te flikkeren. Van dat oogenblik af, heb ik een vermoeden gekregen, dat Bloem de moordenaar was.
PRESIDENT: - Hoorde U toen niet een tik in de zak van Bloem, net als van een revolver.
GETUIGE: - Ik dacht, dat het een revolver was.
Mr. DORHOUT vraagt, waarom getuige eerst aan Bloem's schuld heeft getwijfeld.
GETUIGE: - Ik was kameraad met Bloem geweest. Mijn verstand zei me, dat hij het gedaan had, maar mijn hart, mijn gevoel wilde er niet naar toe.
Getuige KOETJE verklaart verder nog, dat Bloem op een gegeven oogenblik zei: - De daders zullen jou door dat raam doodschieten, als je iets vertelt.
BLOEM ontkent dit.

DE ANDERE BUURMAN.

De andere buurman, WAALKENS, heeft niets gehoord dien nacht.
Den volgenden avond kwamen Bloem en Koetje bij hem.
Bloem zei: - Wat zou er toch met den buurman zijn?

DE BEIDE VROUWEN VOOR HET GETUIGENHEKJE.

Dan komt de 28-jarige vrouw van verdachte Sterenborg voor, die heeft gevraagd buiten aanwezigheid van haar man te worden gehoord.
De verdachte wordt uit de zaal verwijderd, voordat zij binnenkomt.
PRESIDENT: - Kende U Bloem wel. Wanneer zag U hem het eerst?
GETUIGE: - Op Hemelvaartsdag.
PRESIDENT: - Later kwam hij veel vaker. Werden er dan wel afspraken gemaakt voor inbraken.
GETUIGE: - Jawel.
PRESIDENT: - Ook de mislukte inbraak in Bareveld, hè.
GETUIGE: - Ja, meneer.
PRESIDENT: - Heeft Bloem gezegd, dat hij een mooien slag wist. Bij Kroeze.
GETUIGE: - Ja, meneer.
PRESIDENT: - Zei Bloem, dat er nog wat bij was. Kroeze kende hem te goed en daarom moest hij vermoord worden. Is dat niet zoo?
GETUIGE: - Ja, meneer.
Verdachte BLOEM ontkent dit alles.
PRESIDENT (tot getuige): - Hebt U zich niet tegen dit plan verzet.
GETUIGE: - Ja, dat heb ik gedaan.
PRESIDENT: - En de vrouw van Bloem, mengde die zich ook in het gesprek? Wat zei zij.
GETUIGE: - Zij zei, dat ze het niet heel erg vond, maar dat het wel schandelijk was, dat het zoo dicht in de buurt was.
PRESIDENT: - Dien bewusten avond om half elf is Klaas weggegaan. Je wist, dat hij naar Kroeze ging?
GETUIGE: - Ja, meneer. Om drie uur kwam hij thuis.
PRESIDENT: - Wat zei U tegen hem?
GETUIGE: - Ik vroeg of hij den ouden man was aangeweest. Hij zei "nee". Ik vroeg: "Wat is er dan met hem gebeurd?" Toen vertelde Klaas, dat ze hem schipper hadden gemaakt.
De vrouw verklaart dan verder, dat ze den volgenden morgen een zakdoek bij hun bed vond.
Die heeft ze gewasschen.
Ze wist toen niet, wat er mee gebeurd was.
Later heeft zij het verhaal van het boonen doppen gehoord.
Bloem had op het kloppen van Sterenborg gezegd: "Ik ben toch bij je".
Verdachte BLOEM ontkent dit alles.
Zij zijn samen Kroeze aangevallen.
Hij heeft hem ook niet Sterenborg's zakdoek in den mond gestopt.
Getuige blijft er bij, dat de afspraak voor den moord enkele dagen tevoren in haar woning is gemaakt.
VERDACHTE BLOEM: - Er is nooit over gesproken den man dood te maken.
GETUIGE: - Wel waar.
VERDACHTE BLOEM: - Vrouw Sterenborg zei, dat het heelemaal niet erg was. Haar man had een brand in Kiel gesticht en daar was ook niets van gekomen.
De getuige blijft bij haar verklaringen.
Sterenborg komt weer in de zaal, zijn vrouw neemt op de getuigenbank plaats.
De PRESIDENT stelt hem op de hoogte van haar verklaringen.
VERDACHTE STERENBORG ontkent, dat er afgesproken was Kroeze te dooden.
PRESIDENT: - Wat dan?
VERDACHTE S.: - We wilden hem binden om het spreken te benemen.
PRESIDENT: - En hem dan laten liggen?
VERDACHTE: - Ik zou hem later losbinden. Maar toen zagen we, dat hij dood was.
De vrouw van verdachte Bloem, de 26-jarige ALBERTJE BOSMA, komt dan als getuige à décharge voor.
Zij verklaart, dat zij van de afspraak voor den moord niets weet.
Zij heeft nooit gezegd, dat zij het te dicht in de buurt vond.

VERDACHTE BLOEM DOET ZIJN VERHAAL.

VERDACHTE BLOEM wordt dan het eerst uitvoerig verhoord.
Het doel was eerst, een inbraak te plegen bij bakker Wieringa, omdat daar geld zat.
Hij sprak toen over Kroeze, die er ook wel warmpjes bij zat.
De vrouw van Sterenborg had toen gezegd, dat zij beter daarheen konden gaan.
Daarna besloten zij naar Kroeze te gaan.
OFFICIER: - Waarom gingen jullie daar heen?
VERDACHTE: - Omdat Kroeze heelemaal alleen woonde en geen kinderen had.
Verdachte doet dan het verhaal van het boontjes doppen.
PRESIDENT: - Jullie hebben over koetjes en kalfjes gepraat. En Kroeze schonk nog een half maatje.
VERDACHTE: - Hij was aldoor aan het woord.
Verdachte vertelt verder, dat zij beiden Kroeze hebben beetgepakt.
Zij bonden hem met touw van het kozijn.
PRESIDENT: - Leefde hij toen nog?
VERDACHTE: - Ja.
PRESIDENT: - Hoe kon je dat zien?
VERDACHTE: - Aan zijn trekken.
PRESIDENT: - En daar werd je niet anders van?
VERDACHTE: - Jawel.
PRESIDENT: - Maar je ging maar door?
Na het zoeken naar den koevoet hebben zij niet meer naar Kroeze omgekeken.
VERDACHTE: - Ik wou het laten liggen. Maar Sterenborg wou de boel opbranden. Ik zei hem, dat dit niet ging met het oog op de buren. Sterenborg wou het zaakje aan kant hebben. Wij hebben Kroeze toen in het diep gegooid, nadat we de koevoet er aan hadden gebonden.
PRESIDENT: - Sterenborg liet te gauw los, is't niet?
VERDACHTE: - Ja, ik ben er toen bij in het water geschoten.
De verdachten hebben later ieder een bankbiljet van f 100 van het geld in Groningsche zaken gewisseld.
Vervolgens hebben zij van het overblijvende ieder de helft verstopt.

HET VERHOOR VAN VERDACHTE STERENBORG.

VERDACHTE STERENBORG ontkent, dat tevoren was afgesproken dat Kroeze zou worden vermoord.
Hij ontkent, dat hij direct Kroeze heeft aangegrepen.
Bloem deed dit alles alleen.
PRESIDENT: - Wat zei Kroeze, toen Bloem hem aangreep.
VERDACHTE: - Hij riep: Koetje, Koetje. En toen zei Bloem: Ik zal die Koetje, Koetje.
Verdachte Sterenborg, die lang niet zoo rustig als Bloem zijn verklaringen aflegt, veel zenuwachtiger is, verklaart zeer beslist, dat hij niets aan Kroeze heeft gedaan.
Met het aanvallen op zich zelf heeft hij niets uit te staan gehad.
Hij kon op dat oogenblik niets doen, hij was in de war.
VERDACHTE BLOEM blijft er echter bij, dat zij samen Kroeze hebben gegrepen.
Sterenborg heeft zelfstandig de prop in Kroeze's mond geduwd.
De PRESIDENT wijst Bloem op de beteekenis van deze verklaringen in dit zoo ernstige misdrijf.
BLOEM verklaart daarvan volkomen doordrongen te zijn.
PRESIDENT (tot Sterenborg): - Waarom zou Bloem er om liegen?
VERDACHTE S.: - Om mij er ook in te krijgen. Hij heeft onmiddelijk gezegd, dat hij, als er wat van kwam, er even diep in zou draaien.
Verdachten ontkennen dat zij gezegd hebben, den veldwachter te zullen dooden.
Zij wilden inbrekerswerktuigen koopen en wapenen.
VERDACHTE BLOEM verklaart, dat Sterenborg zijn zakdoek later weer uit den mond van Kroeze heeft gehaald.
Sterenborg ontkent, dat hij dien zakdoek heeft teruggezien.
PRESIDENT: - Je vrouw heeft hem uitgewasschen.
VERDACHTE S.: - Dat kan niet.
In het huis van Kroeze is de zakdoek echter niet gevonden.
Aanvankelijk was het plan, beiden gemaskerd te gaan.
Dit vonden de Sterenborgs niet noodig, volgens verdachte BLOEM.
Zij spraken, aldus Bloem, steeds over den brand in Kiel, waarvan niets was uitgelekt.
VERDACHTE STERENBORG verklaart nooit over dien brand te hebben gesproken.

HET REQUISITOIR.

De Officier van Justitie, Mr. A. W. BARON VAN IMHOFF, herinnert er aan, dat hij in het begin van het jaar reeds gewezen heeft op de verontrustende criminaliteit in de gemeente Wildervank.
Enkele brandstichtingen waren toen ontdekt, men dacht, dat de rust was teruggekeerd, doch in Mei werd een nieuwe inbraak gepleegd, gevolgd door een poging tot inbraak.
Toen kwam de ontdekking van dit ernstige misdrijf, dat gelukkig maar zelden in Nederland voorkomt.
De veldwachters Koster en van der Ploeg kregen gelegenheid zich geheel aan deze misdaad te wijden.
Zij hebben hun taak op uitstekende wijze verricht.
De marechaussee te Bareveld ontdekte ondertusschen, dat Bloem en Sterenborg de bedrijvers van de inbraak te Bareveld waren.
Toen stond vrijwel vast, dat zij ook dit ernstige misdrijf hadden gepleegd.
De heer Kraaijenga deed uitvoerig onderzoek en al spoedig kwam vast te staan, dat Sterenborg in de woning van Kroeze was geweest.
Sterenborg kon er niet meer onderuit en tenslotte Bloem ook niet.
Zij legden een bekentenis af, weifelen echter bij het moment, waar het op aan komt.
Spreker heeft niet een aantal misdrijven subsidiair ten laste gelegd, het staat wel vast, dat de afspraak tot dooden voordien is gemaakt.
Het is niet aan te nemen, dat zij van plan waren Kroeze weer los te maken.
Dan zou den volgenden dag de kroongetuige in Wildervank hebben rondgeloopen.
En dat kan hun bedoeling niet zijn geweest.
Wie precies de doodelijke handeling heeft verricht is niet komen vast te staan, doch dit doet minder ter zake.
Het is hier zuiver de kwestie van mededaderschap.
Ook in de voorstelling, die Sterenborg geeft, is hij de mededader.
Beide verdachten dienen even zwaar te worden gestraft.
Sterenborg heeft geen gunstig verleden, hij was een bekend strooper.
Bloem heeft een blanco strafregister, doch dit kan bij deze afschuwelijke daad geen verzachtende omstandigheid zijn.
De toekomst zou voor Wildervank zeer donker zijn geweest, als de verdachten waren blijven rondloopen.
Een bank in Wildervank zou worden beroofd en de aanval op den veldwachter Koster stond vast.
Ook een zekere Swama, die te veel van hen wist, moest uit den weg.
Hier is inderdaad sprake van een roofmoord, voor een dergelijk misdrijf en aan daders van een dergelijke mentaliteit kan niet anders worden opgelegd dan de zwaarste straf, die het Wetboek van Strafrecht kent.

SPR. VRAAGT DE VEROORDEELING VAN DE BEIDE VERDACHTEN TOT LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF.
Op de publieke tribune wordt geapplaudisseerd.

DE VERDEDIGER AAN HET WOORD.

Mr. P. DORHOUT wijst er op, dat dit misdrijf nog niet lang geleden werd gepleegd.
De indrukken zijn nu nog feller, de verontwaardiging over de daad van verdachten grooter.
Als men de stukken leest, krijgt men voortdurend den indruk, dat Bloem de groote schavuit is, terwijl Sterenborg als de verleider wordt voorgesteld.
Maar uit het reclasseeringsrapport blijkt, dat Bloem reclassabel wordt geacht, maar dat Sterenborg een ziel als roet heeft.
De vrouw van Sterenborg heeft de vrouw van Bloem woorden in den mond gelegd, die pl. niet heeft kunnen gelooven.
Daarom heeft hij haar gedagvaard en het is gebleken, dat zij die woorden niet heeft gezegd.
De waarheidsliefde van Sterenborg moet worden betwijfeld.
Het ligt voor de hand, dat de Officier het een gek idee vindt, dat verdachten het plan hadden Kroeze later weer los te maken.
Maar in de lijn van verdachten geredeneerd is dat niet gek.
Het past in het systeem van Bloem, die steeds van de Sterenborgs hoorde, dat men hen, net als in den brand van Kiel, met slechts één getuige tegen niets zou kunnen maken.
Het rapport zegt over Bloem, dat hij een goedgeloovig man is.
De opzet van de misdaad wijst er op, dat men hier niet met diep nadenkende misdadigers te doen heeft.
Bloem is oprecht.
Hij heeft tegen pl. volgehouden, dat Sterenborg geen masker voor had, hoewel het in hun voordeel zou zijn geweest, wanneer dat masker er wel was geweest.
In het systeem van Sterenborg is diens mededaderschap niet komen vast te staan.
De bewustheid, dat Kroeze zou worden gedood, is bij verdachten niet aanwezig geweest.
Het opzet kan niet worden aangenomen.
Bloem heeft niet vermoed, dat Kroeze zou sterven, toen Sterenborg hem den prop in den mond duwde.
De heer Dekker heeft in zijn rapport de reclasseering van pl.'s cliënt Bloem niet uitgesloten.
Voor een dergelijk man past geen levenslange gevangenisstraf.
Tot voor enkele jaren was Bloem een fatsoenlijk mensch.
Om dit te bewijzen leest pl. enkele van eenige jaren geleden dateerende bewijzen van goed gedrag voor, waaronder een van den burgemeester van Gieten.
Door werkloosheid is hij aan lager wal geraakt.
Getuige Koetje achtte aanvankelijk Bloem niet tot roofmoord in staat.
Thans oordeelen allen anders over deze menschen, omdat men in hen slechts de moordenaars ziet.
Pl. acht de voorbedachten rade en den opzet niet bewezen en vraagt voor Bloem vrijspraak van het ten laste gelegde, het aan de Rechtbank overlatende hem te veroordeelen voor hetgeen zij uit de dagvaarding meent te kunnen nemen.
Pl. wijst er daarbij op, dat ieder mensch voor verbetering vatbaar is en dat Bloem nog slechts zeven-en-twintig jaar oud is en dat voor zoo iemand een levenslange gevangenisstraf zwaarder weegt, dan voor iemand van veertig of vijftig jaar.

Mr. J. SIERTSEMA, de verdediger van Sterenborg, juicht het, evenals mr. Dorhout heeft gedaan, toe, dat dit ernstige misdrijf is opgelost.
Pl. sluit zich aan bij hetgeen zijn confrater ten aanzien van beide verdachten heeft betoogd.
Bloem heeft Sterenborg op het verkeerde pad gebracht.
Sterenborg heeft Bloem aanvankelijk niet willen volgen in het misdrijf bij Kroeze.
Hij wou wel inbreken, als Kroeze eens op reis was.
Hij heeft nog gezegd, toen Bloem Kroeze vastgreep: "Dat is niet afgesproken, je zult hem nog doodmaken".
Sterenborg kan in geen geval het opzet, dus niet het mededaderschap ten laste worden gelegd.
Bij de medeplichtigheid moeten zijn daden objectief worden bekeken.
Het opzet moet bij hem worden uitgesloten.
De Officier heeft alleen moord ten laste gelegd en heeft er op gewezen, dat er eventueel meer in de dagvaarding valt te lezen.
Pl. is het daarmee niet eens, in de dagvaarding staat slechts de tenlastelegging aan het misdrijf van moord, tezamen en in vereeniging gepleegd.
Mr. Siertsema vraagt op grond daarvan voor Sterenborg vrijspraak van deze tenlastelegging.
Een levenslange gevangenisstraf kan verdachte niet worden opgelegd.
Wanneer geen vrijspraak volgt, zal waarschijnlijk een zware gevangenisstraf volgen.
Pl. vraagt dan menschelijke motieven te laten gelden en wijst er in dit verband op, dat Sterenborg niet zoo zwart is, als hij wordt afgeschilderd.
Hij houdt van muziek en in iemand, die daarvan houdt, zit nog wel iets goeds.
Verder houdt hij veel van zijn kind.
Tijdens de laatste woorden van den verdediger verlaat de vrouw van Sterenborg huilend de zaal.

RE- EN DUPLIEK.

De OFFICIER VAN JUSTITIE is het niet met den verdediger eens wat betreft de dagvaarding.
De eerste zin is de adstructie van de feitelijkheden, die daarna volgen.
Mr. SIERTSEMA bestrijdt dit, er daarbij den nadruk op leggende, dat er wordt gesproken van "het" misdrijf, dus één misdrijf.

HET LAATSTE WOORD AAN VERDACHTEN.

De PRESIDENT vraagt dan aan verdachte Bloem of hij nog iets te zeggen heeft en of hij nu berouw heeft van zijn daad.
VERDACHTE BLOEM: - Zeker meneer, ik vind het zelf ook laakbaar. 't Kost ook het leven van mij zelf en ook van mijn huihouding. Ik had liever de doodstraf. Ik ben nooit met die dingen in aanraking geweest.
PRESIDENT: - Tel je die inbraken niet mee?
VERDACHTE BLOEM: - Jawel, maar daarvoor nooit.
PRESIDENT (tot verdachte Sterenborg): - Hebt u nog iets te zeggen?
VERDACHTE STERENBORG: - Ik kan nog niet begrijpen, dat dit tegen mij geëischt wordt.
PRESIDENT: - Dus u houdt vol, wat u gezegd hebt?
VERDACHTE: - Ja.
PRESIDENT: - Over de daad zelf hebt u niets te zeggen?
VERDACHTE: - Ja, 't spijt me.

De president sluit dan het onderzoek en bepaalt de uitspraak op 14 November a.s., des morgens om 9 uur.

01-11-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
Enkele indrukken uit de rechtszaal.

Er bestond een opvallend verschil tusschen de beide verdachten in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, het ernstigste misdrijf, dat de Rechtbank te Groningen sinds April 1929, toen IJje Wijkstra, de dader van den moord op vier veldwachters te Grootegast, terechtstond, heeft behandeld.
Beiden waren naar het uiterlijk kalm, door hun bewegingen niet hun emoties verradend, ook niet, toen de eisch, de zwaarste, die kon worden uitgesproken, levenslange gevangenisstraf, viel.
Geen van beiden wekte den indruk, dat het afschuwelijke van hun daad, het dooden van een ouden man, die rustig zijn eigen bestaantje leefde en van wien niemand eenigen last had, in volle zwaarte op hem drukte.
De jongste verdachte, Bloem, gaf van het besef daarvan meer blijken dan Sterenborg, die in alles allereerst op eigen schuldvermindering bedacht was.
Hierin lag het verschil tusschen deze beide verdachten: Bloem erkende het gezamenlijk gepleegde misdrijf, zich zelf daarbij niet sparende, Sterenborg stelde het steeds voor, dat hij wat den moord betreft dien nacht passief is gebleven en dat Bloem geheel alleen verantwoordelijk is voor den dood van den ouden Kroeze.
Hun punt van aanraking was, dat zij beiden ontkenden tevoren te hebben afgesproken Kroeze te zullen vermoorden.

***

Het merkwaardigste van het getuigenverhoor waren in dit verband de verklaringen van de vrouw van Sterenborg, welke tevens aan het licht brachten, dat de vrouwen van beide verdachten tamelijk goed op de hoogte waren van de verrichtingen van hun mannen op het pad der misdaad.
Het getuigenis van de vrouw van Sterenborg bestempelde Bloem tot den initiatief-nemer van den moord, immers zij verklaarde, dat Bloem, toen hij het plan om bij Kroeze te gaan inbreken had geopperd, er onmiddelijk bij had gezegd, dat ze Kroeze dan moesten vermoorden, omdat deze hem, Bloem, te goed kende.
Maar tevens deed zij daarmee de eendrachtige verklaring van beide mannen, dat tevoren nimmer over vermoorden van Kroeze was gesproken, teniet.
Was de vrouw van Sterenborg, die blijkbaar een zekeren angst voor haar man, ook onder de gegeven omstandigheden nog, had, waarom zij had verzocht hem tijdens haar verhoor uit de zaal te verwijderen, zeer beslist in hetgeen zij had te verklaren, anders was dat met de vrouw van Bloem, door diens verdediger gedagvaard om te kunnen aantoonen, dat de vrouw van Sterenborg meer verklaarde dan waar was.
Zij maakte voor het getuigenhekje een bedeesden indruk.
De beschuldiging van de vrouw van Sterenborg, dat zij zou hebben gezegd, dat zij den moord niet zoo heel erg vond, maar dat het wel wat dicht in de buurt was, wierp zij echter met groote beslistheid van zich.
Zij verklaarde weer, dat er niet over een moord gesproken is.
Een belangrijke getuige in deze zaak was de buurman Koetje, die ons indertijd, zooals men zich misschien zal herinneren, verschillende inlichtingen gaf over den persoon van den verslagene.
Onbewust wekte hij tijdens dit gesprek bij ons den indruk, dat zijn vermoedens in een bepaalde richting gingen, de juistheid van dit vage gevoel is in de zitting van gisteren zeer duidelijk gebleken.
Het staat wel vast, dat de aanwijzingen van Koetje de justitie van groot nut zijn geweest bij de oplossing van dit drama.
Zijn verklaringen op de zitting waren overtuigend en beslist, zijn antwoord op de voor hem toch overwachte vraag van den verdediger, waarom hij eerst aan Bloem's schuld had getwijfeld, doch later niet meer: "Mijn verstand zei, dat hij het gedaan had, maar mijn gevoel wou er niet naar toe", bewees de ernst, waarmee hij zijn getuigenis aflegde.

***

De President, mr. Enklaar, leidde de behandeling met groote zorgvuldigheid, welke elke verklaring en elk detail, dat van belang kon zijn, het volste recht deed wedervaren.
Het kenmerkende van de wijze, waarop hij zijn moeilijke taak vervulde, was, dat hij de geheele behandeling in een sfeer van rust hield, zoo noodig voor de zaak van dit ernstige karakter.
De gemeente-politie van Wildervank en de deskundigen kregen van hem de zoozeer verdiende hulde voor hun succesvol werk in welgemeende bewoordingen te hooren.
De Officier van Justitie, mr. baron van Imhoff, wiens periode als waarnemend Substituut-Officier door deze zaak, waarin hij een groote doortastendheid ontwikkelde, zoo belangrijk is geworden, nam kort en zakelijk requisitoir.
Ook hij prees het werk van de politie en de deskundigen, waarbij hij het aandeel, dat de marechaussee te Bareveld in de oplossing heeft gehad, niet voorbijging.
Hij sloot de mogelijkheid van het niet bestaan hebben van het opzet ten eenenmale uit en gaf, alvorens tot zijn eisch van levenslange gevangenisstraf te komen, de mentalitiet der verdachten aan de hand van de plannen, die zij hadden gemaakt en aan welker ernst bij niet twijfelde.
De verdedigers stonden hier voor een zeer zware taak.
Hun eveneens korte pleidooien, waren gericht op het ontbreken van het opzet tot dooden.
De jongste van hen, mr. Dorhout, die ook den jongsten verdachte verdedigde, had met de bekentenis van zijn cliënt Bloem voor zich ongetwijfeld de moeilijkste opgave, mr. Siertsema kon voor Sterenborg op grond van diens ontkenning actief aan de dood van Kroeze te hebben meegewerkt, diens mededaderschap bestrijden, waarin hij tevens de basis vond voor zijn aanval op de dagvaarding.
Mr. Dorhout bestreed de tenlastelegging van een andere zijde: hij achtte het systeem in de stukken, waarin Bloem als de gangmaker van alles en Sterenborg als zijn slachtoffer wordt voorgesteld, onjuist, zijn sterkste punt daarbij was het reclasseeringsrapport dat Bloem reclassabel acht en Sterenborg in het geheel niet.
Beide verdedigers, die kort, maar tactvol en met overtuiging spraken, besloten na hun conclusie tot vrijspraak van de tenlastelegging van moord, met het inroepen van de clementie der Rechtbank op motieven van menschelijkheid.

***

De Rechtbank zal Donderdag 14 November uitspraak doen.
Aan haar is thans de moeilijke beslissing over deze beide mannen, die zulk een zware schuld op zich hebben geladen, een beslissing, die niet zal worden genomen, dan nadat alles, wat in deze ernstige zaak aan het licht is gekomen en naar voren is gebracht, met de grootste nauwgezetheid is gewikt en afgewogen.

14-11-1935

DE MOORD TE WILDERVANK.
DE BEIDE VERDACHTEN TOT LEVENSLANGE GEVANGENISSTRAF VEROORDEELD.

De Groningsche Rechtbank deed heden uitspraak in de moordzaak-Kroeze te Wildervank.
Zij veroordeelde den 33-jarigen Klaas Sterenborg en den 27-jarigen Bouwe Bloem ieder tot levenslange gevangenisstraf overeenkomstig den eisch van den Officier van Justitie, mr. A. W. baron van Imhoff.

***

De voorlezing van het vonnis door den President, mr. B. P. Enklaar, nam ruim een kwartier in beslag.
De beide verdachten gaven geen blijk van eenige emotie op het hooren van de levenslange straf, waartoe de Rechtbank hen veroordeelde.
De verdachten hebben onmiddelijk hooger beroep tegen het vonnis aangeteekent.
De burgemeester van Wildervank, de heer Dj. P. Teenstra, was bij het uitspreken van het vonnis in de rechtszaal aanwezig.

OVERWEGING VAN HET VONNIS.

In het vonnis der Rechtbank komen onder meer de volgende overwegingen voor:
De feiten en omstandigheden geven reden tot de beslissing,
A. dat de verdachten in den avond van 12 op 13 Juni 1935 te Wildervank tezamen en in vereeniging opzettelijk en met voorbedachten rade Jacob Kroeze van het leven hebben beroofd.
Het vonnis gaat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het misdrijf van moord is gepleegd, na.
Zij overweegt daarbij onder meer, dat verdachte Bloem of beide verdachten samen Kroeze met kracht hebben vastgebonden en dat de verdachte Bloem Kroeze met geweld bij de keel heeft gegrepen en hem de hand tegen den mond heeft gedrukt en aldus Kroeze eenigen tijd heeft vastgehouden.
Daarna heeft een der verdachten Kroeze een zakdoek in den mond gestopt, die verdachte Sterenborg hetzij zelf daartoe aangewend heeft, hetzij aan verdachte Bloem daartoe heeft verstrekt.
Verdachten hebben samen of wel een hunner de voeten van het slachtoffer met touw stevig aan elkaar vastgebonden eveneens de handen, waarna zij Kroeze op den grond hebben laten liggen.
Eenigen tijd later hebben zij gezamelijk, nadat een zwaar stuk ijzer aan het lichaam was gebonden, Kroeze het huis uitgedragen en in het nabij gelegen Oosterdiep neergelaten, waarna hij gezonken is.
Voornoemde handelingen, die den dood van Kroeze tengevolge hebben gehad, hebben verdachten gepleegd met het oogmerk hem van het leven te berooven.
B. Na het plegen van den moord hebben zij tezamen en in vereeniging de brandkast van Kroeze opengebroken en daaruit weggenomen bankbiljetten van een gezamelijke waarde van omstreeks f 710.
Overwegende dat de Rechtbank blijkens deze bewezenverklaring op verschillende punten geen keuze doet uit de alternatieven in de tenlastelegging voorkomend;
overwegende dat de Rechtbank de overtuiging hebbend, dat de feiten zich hebben toegedragen telkens op een der wijzen in de alternatieven omschreven, een keuze uit die alternatieven achterwege laat, omdat het beschikbare bewijsmateriaal haar niet toelaat uit die alternatieven telkens op grond van wettige en overtuigende bewijsmiddelen een keuze te doen;
overwegende dat die keuze echter tevens overbodig, immers voor den aard of de strafbaarheid van het gepleegde feit zonder belang is, nu de Rechtbank in ieder geval bewezen acht, dat de feiten zich aldus hebben toegedragen, dat verdachten samen Kroeze doodden, hetgeen de Rechtbank aanneemt in het bijzonder ook op grond hiervan, dat uit de ten opzichte van iederen verdachte gebezigde bewijsmiddelen blijkt;
1o. dat verdachten hebben afgesproken om samen Kroeze te gaan dooden en bestelen;
2o. dat Kroeze een stevig gebouwd en gezond man was;
3o. dat beide verdachten aanwezig waren bij het dooden van Kroeze;
4o. dat beide verdachten na den moord samen den diefstal pleegden, welke door den moord bemanteld moest worden;
5o. dat zij samen het lijk van Kroeze met een stuk ijzer verzwaarden en het samen in het Oosterdiep neerlieten;
6o. dat zij tenslotte samen de buit deelden en samen afspraken er inbrekerswerktuigen mede te koopen.
Overwegende, dat de Rechtbank op grond van deze zes gebleken feiten het verweer van verdachte Sterenborg en diens raadsman, inhoudende, dat Sterenborg's eenig aandeel in de tegen Kroeze gepleegde handelingen zou hebben bestaan in het verstrekken van een zakdoek, als onaannemelijk verwerpt.
Overwegende, dat van het bewezen verklaarde sub A ten opzichte van ieder van beide verdachten oplevert het misdrijf moord en het gedeelte sub B ten opzichte van ieder van beide verdachten oplevert het misdrijf diefstal door twee vereenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De laatste overweging van de Rechtbank was, dat slechts levenslange gevangenisstraf in juiste verhouding staat tot den gruwelijken aard van den gepleegden moord.

30-11-1935

DE MOORDZAAK TE WILDERVANK.
De verdediging in hooger beroep.

Naar wij vernemen hebben mr. J. Siertsema en mr. P. Dorhout, die de beide verdachten in de moordzaak-Kroeze te Wildervank, Sterenborg en Bloem, voor de Rechtbank te Groningen hebben verdedigd, ook de verdediging bij behandeling in hooger beroep voor het Gerechtshof te Leeuwarden, op zich genomen.

25-04-1936

DE MOORD TE WILDERVANK.
Behandeling voor het Gerechtshof te Leeuwarden.

In Juni van het vorige jaar werd Wildervank opgeschrikt door den gruwelijken moord op den ouden alleen wonenden Jacob Kroeze, wiens lijk werd gevonden in het Oosterdiep, terwijl zijn voeten waren verzwaard met een stuk ijzer dat afkomstig bleek te zijn van een fabrieksterrein dat vlak bij de woning van de oude Kroeze gelegen was.
Aanvankelijk stond de politie voor een moeilijke taak, maar het mocht haar toch gelukken klaarheid in deze zaak te brengen en den 31sten October werd deze gruwelijke moordzaak voor de Rechtbank te Groningen behandeld.
Deze veroordeelde de beide daders den 14den November tot levenslange gevangenisstraf.
Het is nog maar enkele maanden geleden dat we zeer uitvoerig deze zaak behandeld hebben, waarom we nu volstaan met kort weer te geven wat er in den nacht van 12 op 13 Juni in de eenzame woning van den ouden man is geschied.
In den vooravond ging Bouwe Bloem, 27 jaar, arbeider te Wildervank, naar Kroeze om, zoo het heette, wat pootboontjes op te halen.
Vooraf had hij met den 34-jarigen Klaas Sterenborg, eveneens arbeider te Wildervank, afgesproken dat ze den ouden man zouden vermoorden, om zoo gemakkelijk diens spaarcentjes machtig te worden.
Uitvoerig werd besproken hoe men te werk zou gaan.
Toen Bloem dien avond Kroeze tot het donker aan de praat had gehouden kwam Sterenborg bij de woning en klopte aan.
De oude man deed open, maar terstond hield Sterenborg hem den revolver voor.
Dadelijk daarop greep Bloem hem van achter vast, de beide jonge kerels gooiden Kroeze op den grond, knepen hem de keel dicht en hielden de hand op den mond om het schreeuwen te beletten.
Daarna heeft één, of beiden, de zakdoek van Sterenborg in de mond geduwd van den bewusteloozen man.
Vervolgens hebben ze hem handen en voeten gebonden en hebben hem daarna laten liggen, waarna ze naar een naburig fabrieksterrein zijn gegaan om een stuk ijzer.
Daarmee teruggekeerd in de woning van het slachtoffer, hebben ze dit aan diens voeten gebonden, hebben toen het lijk, - want uit het geneeskundig onderzoek bleek, dat de man reeds was overleden, - uit de woning gedragen en in het Oosterdiep neergelaten, om zoo alle sporen van hun daad uit te wisschen.
Daarop zijn de moordenaars teruggegaan naar de woning en hebben de brandkast opengebroken en de f 710 weggenomen, die zich daarin bevonden.
Nadat het vonnis was gevallen zijn beiden in appèl gegaan, en heden diende de zaak voor het Gerechtshof te Leeuwarden.
Thans werden slechts drie getuigen opgeroepen waaronder dr. Mieremet voor het uitbrengen van een deskundig rapport.
Als verdedigers traden evenals te Groningen op mr. Siertsema en mr. Dorhout.

07-05-1936

DE MOORDZAAK-KROEZE
Beide verdachten in hooger beroep tot 20 jaar gevangenisstraf veroordeeld.

Den 13 Juni werd Wildervank opgeschrikt door de mare dat ingebroken was bij den ouden Jacob Kroeze, en dat de oude alleenwonende man spoorloos was verdwenen.
Een paar dagen bleef men in het onzekere, maar den 15 Juni werd het lijk uit het Oosterdiep opgehaald.
De man was geworgd en daarna gebonden.
Vervolgens had men het lijk verzwaard met een ijzeren koevoet en in het kanaal geworpen.
Weer enkele dagen later werden de beide daders gearresteerd.
Het waren de 27-jarige Bouwe Bloem en de 34-jarige Klaas Sterenborg, beiden arbeider te Wildervank.
Later bleek dat den ouden man ook nog een prop in den mond was gestopt, welke prop later uit den mond verwijderd was.
De rechtbank te Groningen veroordeelde beiden tot levenslange gevangenisstraf wegens moord met voorbedachten rade.
De Proc.-Gen. te Leeuwarden vroeg bevestiging van deze straf en heden veroordeelde het Gerechtshof te Leeuwarden beiden tot 20 jaar gevangenisstraf.

08-05-1936

DE MOORDZAAK-KROEZE.
Daders doen afstand van cassatie.

Naar wij vernemen hebben de beide daders van den moord te Wildervank even na het uitspreken van het arrest van het Leeuwarder Gerechtshof, waarbij zij tot 20 jaar gevangenisstraf werden veroordeeld, na kort beraad afstand gedaan van hun recht tot cassatie.

09-05-1936

DE MOORD TE WILDERVANK.
Uit de overwegingen van het Leeuwarder arrest.

Donderdag hebben we het arrest van het Gerechtshof in de moordzaak Kroeze te Wildervank meegedeeld.
Thans melden we enkele overwegingen van dit arrest.
De Rechtbank te Groningen, die de beide moordenaars veroordeelde tot levenslange gevangenisstraf, heeft het bewezene gequalificeerd ten aanzien van ieder van beide verdachten als moord en diefstal door twee vereenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het uitvoerige arrest begint met weer te geven de verschillende verklaringen der getuigen, daarna wat schriftelijk in deze zaak is vast gelegd, vervolgens wat beide verdachten wederkeerig van elkander zeggen en komt tenslotte tot de overweging, dat het Hof door de hierboven gerelateerde bewijsmiddelen - de opgaven van ieder verdachte, waaronder begrepen de opgaven elders dan te terechtzitting gedaan als bewijsmiddelen gebezigd, alleen ten aanzien van die verdachte, die de opgave deed, dat verdachten het hun ten laste gelegde hebben begaan, met dien verstande, dat zij in den avond en nacht van 12-13 Juni 1935 te Wildervank te zamen en in vereeniging opzettelijk en met voorbedachten rade Jacob Kroeze van het leven hebben beroofd, zulks met het oogmerk om een diefstal, dien zij na of tegelijkertijd met dit misdrijf van opzettelijke levensberooving hebben gepleegd, voor te bereiden, of gemakkelijk te maken.
De eindconclusie luidt aldus:
Het Hof heeft het bewezene gequalificeerd ten aanzien van ieder der verdachten als:
1. het medeplegen van moord en
2. diefstal door twee vereenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Gelijk men weet heeft het Hof beiden daarop veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf.
Waar dus de rechtbank te Groningen moord bewezen achtte heeft het Hof medeplegen van moord als bewezen geacht.

'